kapitel 8 plauderecke a antwoorden Flashcards
mijn lievelingsdieren zijn vogelbekdieren
Meine lieblingstiere sind Schnabeltiere
Ik vind de apen in de dierentuin het leukst
im zoo mag ich die Affen am liebsten
ik haat sommige diersoorten, zoals krokodillen en slangen
Manche Tierarten, wie Krokodile und Schlangen, hasse ich
Natuurlijk, ik heb een parkiet, zijn naam is Bubi
Klar, ich habe einen Wellensittich, er heiBt Bubi
Nee, maar we hadden vroeger twee konijnen
Nein, früher haben wir aber zwei Kaninchen gehabt
we hebben ons konijn nu anderhalf / twee en een half / drie jaar
wir haben unser Kaninchen schon anderthalb / zweienhalb / drei Jahre
Honden zijn goede vrienden en je kunt ze meestal meenemen
Hunde sind gute Freunde und man kann sie meistens mitnehmen
Ik ben bang voor honden als ze luid blaffen
Ich habe Angst vor Hunden, wenn sie laut bellen
Ik hou van katten, ze zijn zo schattig
ich habe Katzen gern, sie sind so süß
Ik hou niet van katten, ze krabben vaak
Ich mag Katzen nicht, sie kratzen oft
Het is geweldig als je gezelschap hebt
Es ist toll, wenn man Gesellschaft hat
Het is leuk om voor een dier te zorgen
Es macht spaß, ein Tier zu versorgen
Ik ga meestal met de hond naar buiten
Ich gehe meistens mit dem Hund raus
Mijn moeder maakt de kattenbak schoon
Meine Mutter macht das Katzenklo sauber
Wij nemen onze hond altijd mee
Unseren Hund nehmen wir immer mit