kapitel 8 plauderecke a antwoorden Flashcards

1
Q

mijn lievelingsdieren zijn vogelbekdieren

A

Meine lieblingstiere sind Schnabeltiere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ik vind de apen in de dierentuin het leukst

A

im zoo mag ich die Affen am liebsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ik haat sommige diersoorten, zoals krokodillen en slangen

A

Manche Tierarten, wie Krokodile und Schlangen, hasse ich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Natuurlijk, ik heb een parkiet, zijn naam is Bubi

A

Klar, ich habe einen Wellensittich, er heiBt Bubi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nee, maar we hadden vroeger twee konijnen

A

Nein, früher haben wir aber zwei Kaninchen gehabt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

we hebben ons konijn nu anderhalf / twee en een half / drie jaar

A

wir haben unser Kaninchen schon anderthalb / zweienhalb / drei Jahre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Honden zijn goede vrienden en je kunt ze meestal meenemen

A

Hunde sind gute Freunde und man kann sie meistens mitnehmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik ben bang voor honden als ze luid blaffen

A

Ich habe Angst vor Hunden, wenn sie laut bellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ik hou van katten, ze zijn zo schattig

A

ich habe Katzen gern, sie sind so süß

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ik hou niet van katten, ze krabben vaak

A

Ich mag Katzen nicht, sie kratzen oft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het is geweldig als je gezelschap hebt

A

Es ist toll, wenn man Gesellschaft hat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het is leuk om voor een dier te zorgen

A

Es macht spaß, ein Tier zu versorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ik ga meestal met de hond naar buiten

A

Ich gehe meistens mit dem Hund raus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mijn moeder maakt de kattenbak schoon

A

Meine Mutter macht das Katzenklo sauber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wij nemen onze hond altijd mee

A

Unseren Hund nehmen wir immer mit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De kat wordt dan in een pensionkennel geplaatst

A

Die Katze kommt dann in eine Tierpension

17
Q

De buren zorgen voor de twee hamsters

A

Die Nachbarn sorgen für die beiden Hamster