kapitel 8 plauderecke b antwoorden Flashcards

1
Q

De meeste meisjes rijden graag

A

Die meisten Mädchen reiten gern,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Meisjes houden net van paarden

A

Mädchen stehen nun mal auf Pferde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Omdat ze een paard kunnen vertrouwen

A

Weil sie einem Pferd vertrauen können

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voor een dier moet je genoeg tijd hebben

A

Man muss genug Zeit für ein Tier haben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Natuurlijk kost een dier ook geld

A

Ein Tier kostet natürlich auch Geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geen idee, misschien hebben ze een allergie voor dierenhaar

A

Keine Ahnung, vielleicht haben sie eine Allergie gegen Tierhaare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dat vind ik eigenlijk oneerlijk

A

Das finde ich eigentilch unfair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dat hangt van het dier af

A

Das kommt auf das Tier an

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Elk jaar moet een hond gevaccineerd worden

A

Einen Hund muss man jedes Jahr impfen lassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Veel mensen geven kittens weg

A

Viele Leute verschenken junge Kätzchen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Er staan ​​vaak advertenties in de krant

A

In der Zeitung stehen oft Anzeigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik denk dat sommigen wel 80 jaar oud kunnen worden

A

Ich glaube, manche können 80 jahre alt werden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ik ken iemand die in 1930 is geboren

A

Ich kenne einen, der ist 1930 geboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Misschien, dat is iets bijzonders

A

Vielleicht, das ist etwas Besonderes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Echt niet. Ik vind hen niet leuk

A

Auf keinen Fall. Die mag ich nicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ja ik heb er al een

A

Ja, ich habe schon eine

17
Q

Haar vacht is grijs met zwart, ze heeft witte poten en een bezoekende staart

A

Ihr Fell ist grau mit schwarz, sie hat weiBe Pfötchen und einen besuchigen Schwanz

18
Q

Ze heeft grote oren

A

Sie hat große Ohren

19
Q

Ik heb geen kat, ik heb een hond

A

Ich habe keine Katze, sondern einen Hund