Hoofdstuk 3: Van cellen tot orgaansystemen Flashcards
Vier soorten weefsels
Epitheelweefsel
Bindweefsel
Spierweefsel
Zenuwweefsel
Epitheelweefsel
Omringt lichaamsoppervlakken en -holten
Beschermt onderliggend weefsel
Transporteren bepaalde materialen
Zijn glad om wrijving te verminderen
Klierepitheel
Epitheelweefsels die gespecialiseerd zijn in het synthetiseren en uitscheiden van een product
Exocriene klieren
Scheiden hun producten uit in een hol orgaan of kanaal
Endocriene klieren
Scheiden stoffen (hormonen) af die in de bloedbaan terecht komen
Plaveiselepitheel (squamous epithelium)
Bestaat uit één of meer lagen van afgeplatte cellen
Bv. huid en binnenkant aderen, longen, mond, …
Kubusvormig epitheel (cuboidel epithelium)
Bestaat uit kubusvormige cellen
Bv. binnenkant van nierbuisjes en eierstokken
Zuilvormig epitheel (columnar epithelium)
Bestaat uit lange rechthoekige cellen
Bv. spijsverteringskanaal, voortplantingsorganen, strottenhoofd
Bekercellen
Bekercellen (goblet cells)
Scheiden slijm af dat weefsel smeert
Vangt bacteriën, virussen en irriterende deeltjes op
Eénlagig/eenvoudig epitheel
Enkele laag cellen
Dun zodat moleculen er doorheen kunnen
Gestratificeerd/gelaagd epitheel
Meerdere lagen cellen
Dik en biedt bescherming voor onderliggende cellen
Basaalmembraan
Ondersteunende niet-cellulaire laag direct onder de cellen
Bestaat uit eiwitten die worden uitgescheiden door de epitheelcellen en hun onderliggende bindweefsellaag
Kunnen met elkaar verbonden worden door drie soorten cel junctions
Drie types cel junctions
Tight junctions
Adhesion junctions
Gap junctions
Tight junctions
Sluiten de plasmamembranen van aangrenzende cellen af zodat er niets tussen kan
Vooral belangrijk in epitheellagen die beweging van stoffen in/uit lichaam controleren
Adhesion junctions
Losser van structuur
Eiwitfilamenten zorgen voor beweging tussen cellen zodat weefsels kunnen uitrekken en buigen (= spot-desmosomen)
Gap junctions
Verbindingskanalen van eiwitten die de beweging van ionen/water tussen twee aangrenzende cellen mogelijk maken (in lever, hart, sommige spierweefsels)
Bindweefsel
Ondersteunt zachtere organen, verbindt delen in lichaam, vetopslag, productie bloedcellen
Bestaat vooral uit niet-levend extracellulair materiaal → sterkte komt van matrix
Twee types bindweefsel
Vezelig/fibreus bindweefsel
Gespecialiseerd bindweefsel
Vier types vezelig/fibreus bindweefsel
Los bindweefsel
Dens bindweefsel
Elastisch bindweefsel
Reticulair bindweefsel
Los bindweefsel
Meest voorkomende
Omringt inwendige organen, spieren en bloedvaten
Bevat collageenvezels en elastische vezels in bepaald patroon waardoor het veel flexibiliteit krijgt, maar slechts weinig kracht