Hoofdstuk 16: Genetica en erfelijkheid Flashcards

1
Q

Genen

A

Deeltje DNA dat de code draagt om één of meer eiwitten aan te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Allelen

A

Twee (bijna) identieke kopieën van een gen
Je krijgt één allel van elke ouder
Verschillen tussen allelen zijn het resultaat van mutaties doorheen de evolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geslachtschromosomen

A

Vrouwen: XX
Mannen: XY

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Chromosomen

A

Bevatten het grootste deel van het DNA van een organisme
23 paren, waarvan 22 paar autosomen en 1 paar geslachtschromosomen (X/Y)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Autosomen

A

Bij elkaar passende paren of homologe chromosomen
Lijken op elkaar, maar niet volledig identiek
Produceren allelen
Meer dan twee allelen mogelijk (bv. bloedtypes: A, B en O)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Homozygoot

A

Mensen met dezelfde allelen van een gen
aa of AA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Heterozygoot

A

Mensen met verschillende allelen
aA of Aa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Medeliaanse scheidingswet

A

Organismen dragen willekeurig één van hun twee allelen over aan de nakomelingen
Elk allel blijft gescheiden van het andere, maar dominante allelen (indien aanwezig) nemen de bovenhand
Als er geen dominant allel aanwezig is, zorgen twee recessieve allelen voor de recessieve eigenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Polydactylie

A

Dominant allel zorgt ervoor dat er meer vingers of tenen zijn
Heel zeldzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gekoppelde allelen

A

Allelen die tot hetzelfde chromosoom behoren
Kunnen samen of apart overgeërfd worden: hoe dichter ze zich op hetzelfde chromosoom bevinden, hoe groter de kans dat ze samen overgeërfd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onvolledige dominantie

A

Heterozygoten hebben een intermediair fenotype
Tussenliggende fenotypes zijn mogelijk (bv. golvend haar: tussen stijl en krullend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Codominantie

A

Beide genenproducten komen tegelijk tot uiting
Bv. het gen voor bloedtype: drie allelen (A, B en O); O is recessief, A en B zijn codominant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Polygenetische erfelijkheid

A

Eigenschappen die door verschillende genen tegelijk worden bepaald
Bv. oogkleur wordt door minstens drie genen bepaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geslachtsgebonden erfelijkheid

A

Wordt bepaald door genen die op de geslachtschromosomen zitten
X-gelinkt als het gen enkel op het X-chromosoom ligt, Y-gelinkt als het gen enkel op het Y-chromosoom ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Non-disjunctie

A

Fouten in het scheidingsproces van chromosomen bij meiose
Kan leiden tot ander aantal chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Down-syndroom

A

Trisomie 21: drie kopieën van chromosoom 21

17
Q

Syndroom van Jacobs

A

XYY
Bij mannen
Soms beperkt mentaal functioneren

18
Q

Syndroom van Klinefelter

A

XXY
Bij mannen
Leidt tot onvruchtbaarheid, lichte verstandelijke beperking en grotere borstvorming

19
Q

Triple-X syndroom

A

XXX
Vrouwelijk fenotype
Neiging tot licht mentale beperking

20
Q

Syndroom van Turner

A

XO
Vrouwelijk fenotype
Kleine lichaamsbouw, kleinere borsten, licht andere lichaamsvorm
Onvruchtbaar en lagere levensverwachting

21
Q

Fenylketonurie (PKU)

A

Homozygote recessieve mensen kunnen bepaald enzym niet aanmaken om fenylalanine (aminozuur) af te breken, waardoor het opstapelt en toxisch wordt
Kan leiden tot mentale beperking, vertraagde groei, vroegtijdig sterven
Mutatie van een gen op chromosoom 1
Nog geen probleem in baarmoeder, omdat moeder het aminozuur wel aanmaakt

22
Q

Ziekte van Tay-Sachs

A

Veroorzaakt door recessief gen op chromosoom 15
Maakt het enzym verantwoordelijk voor afbraak sfingolipide niet aan
Leidt tot hersendisfunctie (vanaf 4 à 8 maand merkbaar)
Geen behandeling mogelijk
Dragers maken voldoende enzym aan om normaal te functioneren

23
Q

Ziekte van Huntington

A

Veroorzaakt door dominant dodelijk allel
Progressieve zenuwdegeneratie: leidt tot fysieke en mentale handicap
Symptomen vanaf 30 jaar
Geen behandeling mogelijk