Hoofdstuk 17: Ontwikkeling, rijping, veroudering en dood Flashcards
Zygoot
Bevruchtte eicel (zaadcel + eicel)
Bevruchting vindt plaats in eileider
Zona pellucida
Beschermde laag rondom het secundair oöcyt
Corona radiata
Laag granulosacellen rondom het secundair oöcyt
Twee-eiige tweelingen
Ovulatie van twee eicellen tijdens twee cycli
Bevrucht met twee zaadcellen
Eén-eiige tweelingen
Komt voort uit een enkele zygoot
Vier processen die de zygoot doen ontwikkelen
- Splitsing
- Groei
- Differentiatie
- Morfogenese
Splitsing
Celdeling tijdens de eerste vier dagen na de bevruchting
Geen differentiatie: allemaal identieke cellen
Geen groei aangezien de eicel nog verder door de eileiders reist
Cytoplasma voorziet de cellen van energie
Groei
Van zodra zygoot zich in baarmoederwand nestelt en voeding krijgt via de moeder
Wanneer een cel deelt, verdubbelen de dochtercellen in massa om zich klaar te maken voor volgende celdeling
Differentiatie
Van zodra de eerste fase van acht cellen is afgerond, beginnen cellen zich te differentiëren
Morfogenese
Kort nadat de cellen beginnen differentiëren, verandert de embryo van vorm en krijgt het herkenbare menselijke vormen
Drie trimesters van de zwangerschap
- Pre-embryonale ontwikkeling
- Embryonale ontwikkeling (+ geslachtsontwikkeling)
- Foetale ontwikkeling
Pre-embryonale ontwikkeling
Verschillende celdelingen leiden tot 32 identieke cellen (morula)
Dag 4: zygote komt aan in baarmoeder, waar het eerste stadia van differentiatie en morfogenese doorgaat om blastocyt te vormen
Dag 6/7: trofoblast maakt contact met endometriumcellen → proteolytische enzymen die endometriumcellen afbreken → weg voor blastocyt komt vrij → implantatie
Tweede week: inwendige celmassa maakt zich los en vormt amnionholte, embryonale schijf (celmassa) differentieert in ectoderm en endoderm
Pre-embryo
Hey zygoot zich nog in de eileider
Blastocyt
Een holle bal bestaande uit:
Trofoblast: een omringende cellaag
Een holte
Inwendige celmassa (enkel dit deel vormt uiteindelijk embryo)
Implantatie
Het proces waarin de blastocyt wordt opgenomen in het endometrium
Buitenbaarmoederlijke zwangerschap
De blastocyt hecht zich buiten de baarmoeder vast aan weefsel (buikholte, eierstok, baarmoederhals), dat niet voldoende ruimte heeft om een foetus te laten groeien
Leidt tot miskramen of beperkte placentaontwikkeling
Kan enkel tot geboorte leiden na operatie van zodra het levensvatbaar is
Embryonale ontwikkeling
Weken 3 tot 8
Snelle groei, differentiatie en morfogenese
Alle organen worden gevormd, maar de meeste zijn nog niet functioneel
Alle menselijke kenmerken te zien tegen het einde, maar embryo slechts 2,5 cm groot
Drie kiemlagen
Ectoderm
Mesoderm
Endoderm
Ectoderm
Vormt uiteindelijk de huid, haar, nagels, zenuwstelsel, tandglazuur, delen van het oog en andere organen en weefsels
Mesoderm
Vormt uiteindelijk spierweefsel, bindweefsel, botten, nieren, urineleiders, beenmerg, testikels, eierstokken, bloedvaten en andere organen en weefsels
Endoderm
Vormt uiteindelijk de lever, pancreas, alveoli, omlijning urineblaas, vagina, urinebuis en verschillende klieren
Vier extra-embryonale membranen die embryo omringen
Amnion (vruchtvlies)
Allantois
Dooierzak
Chorion
Amnion
Vangt schokken op, isoleert foetus en zorgt ervoor dat het niet uitdroogt
Gevuld met vruchtwater
Wordt afgeleid van interstitiële vocht moeder en wordt constant uitgewisseld
Foetus urineert in vruchtwater wanneer nieren gevormd zijn
Allantois
Tijdelijk vlies dat helpt bij het vormen van bloedvaten van de navelstreng
Degenereert tijdens de tweede maand
Dooierzak
Wordt deel van het spijsverteringskanaal
Produceert foetale bloedcellen
Bron van kiemcellen die naar gonaden migreren en daar gameten produceren
Chorion
Vormt structuur dat deel uitmaakt van uitwisselingsmechanisme in placenta
Bron van hCG: ondersteund zwangerschap tijdens eerste drie maand, tot placenta overneemt
Placenta
Gevormd door embryonaal weefsel (chorion) en weefsel van moeder (endometrium)
Zorgt voor nutriënten en zuurstof embryo, verwijdert afvalstoffen
Embryo kan gebruik maken van orgaansystemen moeder tot eigen organen ontwikkeld zijn
Endocrien orgaan: scheidt hCG af
Navelstreng
Levenslijn die placenta verbindt met circulatie van embryo
Umbilical veins (zuurstofrijk bloed naar embryo) en umbilical arteries (zuurstofarm bloed naar moeder)
Uitwisseling functioneel van zodra hartje ontwikkelt (5 weken), tot dan uitwisseling door diffusie
Ontwikkeling embryo
Eerst vormt zich een kloof: primitiefstreep
Vanaf drie weken: neurale kloof vormt later hersenen en ruggengraat
Mesoderm wordt later botten, spieren en huid
Prominente bulten worden gezicht, nek en mond
Week 4: ontwikkeling hart, hoofd krijgt vorm, vier ledematen, staart
Week 5-8: ogen, oren, vingers, tenen, kraakbeenskelet, staart kleiner, hart en bloedsomloop vervolledigen
Geslachtsontwikkeling
Vanaf zes weken
Urogenitale gleuf met knopje erboven en labioscrotale zwellingen
Geslachtsontwikkeling bij jongens
Sex-determining region (SRY) zet gen op Y-chromosoom aan
Antimulleriaans hormoon onderdrukt ontwikkeling van vrouwelijke genitaliën
Urogenitale gleuf gaat dicht en vormt plasbuis en penis
Knopje wordt top van penis, zwellingen vormen balzak
Geslachtsontwikkeling bij meisjes
Urogenitale gleuf wordt groter en vormt vagina, knopje wordt de clitoris
Default condition: als er geen Y-chromosoom aanwezig is, ontwikkelen de vrouwelijke geslachtskenmerken zich automatisch
Foetale ontwikkeling
Week 9 tot geboorte
Vanaf 9 weken: foetus
Derde en vierde maand zwangerschap
Nieren ontwikkelen waardoor afvalproducten als urine in vruchtwater komen
Ledematen ontwikkelen verder, tand- en botvorming
Milt draagt bij aan productie rbc, wordt in vierde maand overgenomen door lever en beenmerg
Genitaliën voldoende ontwikkeld om geslacht te kunnen bepalen
Ogen en oren krijgen vaste plaats
Vrouwelijke foetus: onrijpe eitjes gevormd in eierstokken
Vijfde en zesde maand zwangerschap
Zenuwstelsel en skeletspieren voldoende ontwikkeld opdat foetus kan beginnen bewegen
Hartslag is sterker
Huid wordt gevormd en is bedekt met zachte haartjes
Skelet wordt sterker
Kan vanaf 6 maand overleven buiten baarmoeder
Zevende tot negende maand zwangerschap
Open en dicht gaan van ogen
Meer activiteit (zoekt goede ligging maar steeds minder plaats)
Huid verliest wat donshaartjes
Mannelijke foetus: teelballen dalen in scrotum
Longen en spijsverteringsstelsel hebben de mogelijkheid nog niet om te functioneren, maar zijn er wel klaar voor
Bijnierschorsstimulerend hormoon (ACTH)
Corticotropine
Wordt afgescheiden door foetale hypofyse om aan te geven dat kindje klaar is om geboren te worden
Zorgt ervoor dat productie oestrogeen verhoogt en progesteron verlaagt
Drie fasen bevalling
- Ontsluiting
- Expulsion
- Nageboorte
Ontsluiting
6-12 uur
Contracties zorgen ervoor dat baarmoederhals breder wordt totdat het groot genoeg is voor het hoofdje (10 cm)
Druk van het hoofdje zorgt ervoor dat vruchtwater breekt
Expulsion
Minder dan 1 uur
Contracties worden intenser en vrouw voelt nood om te persen
Soms episiotomie: ‘knippen’ om vaginale opening te vergroten
Nageboorte
Minder dan 30 minuten
Contracties stoppen niet, helpen bij het verwijderen van placenta en navelstreng
Colostrum
Wordt de eerste dag na de bevalling geproduceerd door de borsten
Waterige melk dat rijk is aan antilichamen en weinig vet en lactose bevat
Neonatale periode
Baby is volledig afhankelijk van de zorg van anderen
Het zenuw- en spierstelsel is nog niet zo matuur
Ogen kunnen niet focussen
Kleutertijd
Snelle ontwikkeling en rijping van orgaansystemen
Botten worden sterker, eerste tanden
Snelle groei, ook van de hersenen
Zenuwen worden op punt gesteld: myelinisatie
Immuunsysteem is zwak, waardoor vaccinaties nog niet effectief zijn
Kindertijd
Verdere groei van alle systemen
De hersenen groeien tot 95% van uiteindelijke volume
Enkel het voortplantingssysteem is nog niet matuur
Adolescentie
Sterke groei van skelet en spieren
Longen verdubbelen in grootte, nieren en maag groeien sterk
Rijping van voortplantingssysteem
Drie hypothesen die senescence (veroudering) verklaren
- Een intern cellulair programma telt celdelingen
- Cellen worden beschadigd en kunnen niet meer hersteld worden
- De achteruitgang van het functioneren van belangrijke lichaamssystemen leidt tot de achteruitgang van andere systemen