Hoofdstuk 18 - Het Afscheid Flashcards
To die
Sterven
To throw
Gooien
To grow
Groeien
- To cure 2. To get better
Genezen
To turn out, to appear
Blijken
To succeed
Lukken
To fail
Mislukken
Afterwards
Achteraf
Along
Langs
To fly
Vliegen
To move to another country
Emigreren
From
Vanuit
The river
De rivier
The speech
De toespraak
To give a speech
Een toespraak houden
To improve
Verbeteren
To hand out
Uitreiken
How is that?
Hoe zit dat?
Certainly not
Welnee
The page
De bladzijde
The compliment
Het compliment
To pay compliments
Complimenten maken
The type
Het type
Clumsy, awkward
Onhandig
The instruction
De instructie
The dishwasher
De vaatwasser
To hand in, leave
Afgeven
Financial
Financieel
Closed
Gesloten
To come back
Terugkomen
The period, time
De periode
Non-perishable food
Houdbare levensmiddelen
The packaging
De verpakking
The garbage
Het vuilnis
Opposite
Tegenover
The classroom
Het lokaal
The sheets
De lakens
The towel
De handdoek
To hand in
Inleveren
The outward journey
De heenreis
The return journey
De terugreis
To arrange
Regelen
To pack up
Inpakken
Hopefully
Hopelijk
To leave behind
Achterlaten
The goodbye
Het afscheid
To say goodbye
Afscheid nemen
The handkerchief
De zakdoek
The relief
De opluchting
Exhausted
Doodmoe
The friendship
De vriendschap
To exchange addresses
Adressen uitwisselen
It is time to stop
Het is wel mooi geweest
I’ll stay too
Ik blijf ook nog
What a good time we had
Wat was het gezellig, hè!
Are you in Facebook?
Zit je op Facebook?
Can I add you on facebook ?
Mag ik je toevoegen op Facebook?
We will stay in contact
We houden contact
Im glad it’s over
Ik ben blij dat het voorbij is
I will miss you
Ik ga je missen
Will I see you here again next year?
Zie ik je volgend jaar weer hier?