Chapter 17- De Schoonouders Flashcards
Just
Zojuist
To whistle
Fluiten
The ant
De mier
To crawl
Kruipen
To threaten
Dreigen
To fail
Verzuimen
To refuse
Weigeren
To claim
Beweren
The girl
De meid
To introduce to
Zich voorstellen aan
To matter, to make a difference
Schelen
The pot holder
De pannenlap
Present
Aanwezig
To dread smth
Opzien tegen
To belong to
Ergens bij horen
To be born
Geboren zijn
To know
Bekend zijn met
To be surprised about
Zich verbazen over
The dowry
De bruidsschat
Next, future
Toekomstig
To notice
Merken
Antisocial
Asocial
Gee, gosh
Goh
Unusual. Separate
Apart
The assignment. The specification
De opgave
Just
Nu eenmaal
To choose, to pick
Uitkiezen
Next, future
Aanstaand
The pigeon keeper
De duivenmelker
It’s very acceptable
Ergens mee thuiskomen
The brother in law
De zwager
To judge, certify
Keuren
The approval
De goedkeuring
The embarrassment
De gêne
To survive
Overleven
The followers. The spouse
De aanhang
Well meant
Goedbedoeld
Pushy
Opdringerig
To interfere with
Zich bemoeien met
- The opportunity, occasion 2. The public place
De gelegenheid
To raise, to bring up
Opvoeden
The upbringing
De opvoeding
To stand, to bear with
Uithouden
To carry on. To insist
Volhouden
(Not) open to discussion
(On)bespreekbaar
The exception
De uitzondering
To show up at someone’s doorstep
Op de stoep staan
(In)Dependent
(On)Afhankelijk
The dependence
De afhankelijkheid
The future perspective
Het toekomstperspectief
A good son in law
De ideale schoonzoon
