Hoofdstuk 15-Het weer Flashcards
1
Q
To pass the exam
A
Voor het examen slagen
2
Q
To hurt
A
Pijn doen
3
Q
As a result of
A
Doordat
4
Q
Since, because
A
Aangezien
5
Q
To decide
A
Besluiten
6
Q
In order to
A
Zodat
7
Q
Soon
A
Gauw
8
Q
However, although
A
Hoewel / ondanks dat
9
Q
Unless
A
Tenzij
10
Q
Before
A
Voordat
11
Q
Again
A
Weer
12
Q
After
A
Nadat
13
Q
As soon as
A
Zodra
14
Q
While
A
Terwijl
15
Q
The sale (bargain)
A
Uitverkoop
16
Q
If
A
Indien
17
Q
The access
A
De toegang
18
Q
The residence permit
A
De verblijfsvergunning
19
Q
The Brussels sprouts
A
De spruitjes
20
Q
The canoe
A
De kano
21
Q
The weather forecast
A
Het weerbericht
22
Q
The message
A
Het bericht