Hoofdstuk 15-Het weer Flashcards
To pass the exam
Voor het examen slagen
To hurt
Pijn doen
As a result of
Doordat
Since, because
Aangezien
To decide
Besluiten
In order to
Zodat
Soon
Gauw
However, although
Hoewel / ondanks dat
Unless
Tenzij
Before
Voordat
Again
Weer
After
Nadat
As soon as
Zodra
While
Terwijl
The sale (bargain)
Uitverkoop
If
Indien
The access
De toegang
The residence permit
De verblijfsvergunning
The Brussels sprouts
De spruitjes
The canoe
De kano
The weather forecast
Het weerbericht
The message
Het bericht
To improve, progress
Beter worden
Dangerous
Gevaarlijk
To flash a lightning during a thunderstorm
Bliksemen
The shower/the mood
De bui
The middel
Het midden
In short
Kortom
The prediction
De voorspelling
- To be right 2. To knock
Knoppen
A while
Een tijdje
To stop
Ophouden
Dry
Droog
The expectation
De verwachting
Extensively
Uitgebreid
The overview
Het overzicht
To look at
Bekijken
Moderate
Matig
Last
Afgelopen
To shine
Schijnen
The precipitation
De neerslag
To snow
Sneeuwen
To hail
Hagelen
To blow
Waaien
The lightning
De bliksem
The thunder
De donder
The cloud
De wolk
Cloudy
Bewolkt
To freeze
Vriezen
It’s two degrees below zero today.
Het vriest vandaag twee graden.
It’s minus two degrees today
Het is vandaag min twee
To complain
Klagen
To be lucky
Boffen
We can’t complain
We mogen niet klagen
We are lucky with the weather
We boffen met het weer