HF 1 ouder worden Flashcards

1
Q

gerontologie

A

De wetenschap van het ouder worden. in deze tak van de levenslooppsychologie gaat het over leeftijdsgebonden veranderingen bij de ouder wordende mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

frailty

A

ernstige kwetsbaarheid bij ouderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

shifting identity.

A

Een mens neemt gedurende zijn leven verschillende gedaanten aan. Hij of zij sterft evenveel doden als dat er nieuwe identiteiten ontstaan, of geboren worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gerontologen

A

bestuderen leeftijdsgebonden veranderingen die het ouder worden van de mens kenmerken of er de gevolgen van zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

psychologie

A

De wetenschap van gedrag en de geestelijke processen die eraan ten grondslag liggen, met de bedoeling om het menselijk gedrag te begrijpen, te verklaren en te voorspellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De primaire veroudering

A

wordt door de genen geprogrammeerd en bepaalt onze maximale levensduur. Het is de langzame opstapeling van schade in het lichaam en een bijbehorende vermindering van mogelijkheden. Deze veroudering treft iedere mens op dezelfde manier en is dus universeel. Het manifesteert zich vooral in lichamelijke veranderingen zoals rimpels en grijze haren, strammere spieren en kleiner uithoudingsvermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De secundaire of probabilistische veroudering

A

wijst op alle ziekten waarvan de kans om ze te krijgen toeneemt met het ouder worden, maar die niet iedereen en altijd ten deel vallen. Het is vooral het gevolg van onze levensgewoonten: voeding, stress, te weinig lichaamsbeweging, ziekte, ongelukken, enzovoort. Het gaat dan over veranderingen die vaker voorkomen bij ouderen dan bij jongeren zoals slijtage, artrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tertiaire veroudering

A

is een opvallend snelle fysieke achteruitgang die aan het sterven vooraf gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

distale (veraf, langer geleden) verouderingseffecten

A

bijvoorbeeld worden toegeschreven aan ziektes of trauma’s in de kindertijd of jeugd (bijv. kinderverlamming of een zware whiplash door een auto-ongeval) en die leiden tot een gebrek aan mobiliteit, en proximale effecten (bijv. een recent gebroken enkel (fysisch) of het overlijden van de partner (sociaal-emotioneel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Deficitmodel

A

Deze visie is de oudste en gebaseerd op ervaring met ouderen in de psychiatrie. Dit model ziet veroudering als een permanent verliesproces. De oudere doorstaat de vergelijking met de mens op het toppunt van zijn kunnen (middelbare leeftijd) niet en functioneert steeds minder aangepast op lichamelijk en psychosociaal vlak. Alles gaat achteruit: lichaamskracht, reactiesnelheid, zintuigen, geheugen, intelligentie, interesse en activiteit. De oorzaken liggen in biologische slijtage. Dit model focust op wat ouderen niet meer kunnen en op de zorg die ze als hulpbehoevenden nodig hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rust-roestmodel

A

Volgens dit model ligt de oorsprong van verlies op lichamelijk en psychosociaal vlak, in het niet meer of niet meer voldoende gebruiken van
deze functies. Dit model is een optimistische visie die activiteit en vitaliteit op hoge leeftijd wenselijk, mogelijk en haalbaar acht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Competentiemodel

A

In dit model wordt er niet vergeleken met de mens op middelbare leeftijd. De focus ligt op de individuele mens die zijn talenten en capaciteiten gebruikt om met de uitdaging van het ouder worden om te gaan. De interactie tussen zijn persoonlijke situatie en zijn specifieke omstandigheden staat centraal. Reactiemogelijkheden en levensomstandigheden veranderen weliswaar, maar mensen blijven tot op hoge leeftijd competent en kunnen zich aanpassen aan nieuwe situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly