H8 - stemmingen, emoties en gedrag Flashcards

1
Q

reden in bedrijfswetenschap voor kort weinig aandacht voor emoties

A
  • mythe van rationaliteit (alle emoties moeten onderdrukt worden)
  • emoties werden als ontwrichtend beschouwd (men keek alleen naar negatieve emoties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stemmingen

A
  • zijn gevoelens die minder sterk zijn dan emoties
  • ze hebben geen prikkels uit de omgeving nodig
  • duren langer dan emoties (uren, dagen)
  • zijn algemener
  • zijn meestal niet zichtbaar in gezichtsuitdrukking
  • cognitief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

affect

A
  • breed scala aan gevoelens die mensen kunnen ervaren
  • affect kunnen emoties en stemmingen zijn
    4 assen
  • hoog negatief affect - hoog positief affect
  • laag negatief affect - laag positief affect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

emoties

A
  • veroorzaakt door specifieke gebeurtenis
  • kortdurend (seconden, minuten)
  • specifiek
  • vaak zichtbaar in gezichtsuitdrukkingen
  • actiegeoriënteerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Paul Ekman - zes universele emoties

A
woede
angst
verdriet
geluk
verbazing
walging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

postieve neutrale toestand

A

-dat de meeste mensen bij een input van nul een licht positieve stemming ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

emoties en rationele beslissingen

A
  • zonder emoties kunnen rationele keuzes niet gemaakt worden (Phineas Gage 1848 ongeluk)
  • Griekse filosofen geloofden dat etisch verantwoorde besluiten het gevolg waren van cognitieve beslissingen maar tegenwoordig denkt men dat gevoelens veel meer een rol spelen
  • emoties kunnen ook tot oorlog leiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bronnen van emoties en stemmingen

A
  • persoonlijkheid
  • dag van de week en tijd van de dag
  • sociale activiteiten
  • slaap (weinig maakt vijandig en beslissing lastig)
  • stress
  • sekse (vrouwen emotioneel expressiever)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

emotionele arbeid

A
  • de juiste - door organisatie gewenste - emoties moet tonen bij interacties met anderen op je werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

emtionele belasting

A

verschil in beleefde emoties en geuite emoties

bv stewardess altijd opgewekt zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oppervlakte acteren

A
  • iemand verbergt zijn gevoelens en emotionele uitlatingen speelt die passen bij zijn functie
  • stressvoller dan diep-acteren want kost veel energie echte emoties te verhullen
  • niet geuite gevoelens kunnen leiden tot emotionele uitputting en burn-out
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

diep-acteren

A
  • iemand zijn diepere gevoelens probeert aan te passen aan de gedragsnormen van de situatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

emotionele intelligentie EQ is

A
  • vermogen om zich van de eigen emoties bewust te zijn, emoties bij anderen te bespeuren en in interacties goed te reageren op emotionele hints en informatie
  • hoge EQ belangrijk voor bedrijf
  • hoge EQ haalt het meeste uit werknemers en minste verloop
  • goede test is: Bar-On EQ-i- test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

emotionele intelligentie EQ bepaald door

A

deels bepaald door

  • intelligentie
  • plichtsgetrouwheid
  • emotionele stabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kritiek op EQ

A
  • EQ is niet eenduidig gedefinieerd

- EQ tests zijn soms vaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

emotionele zelfregulatie

A
  • je bewust zijn van je gevoelens en vervolgens deze proberen te wijzigen
  • bv jezelf uit de put praten
  • verandering van emotie kost energie
  • onderdrukken negatieve emoties kan leiden tot meer negatieve emoties
17
Q

beter dan emotionele zelfregulatie is

A
  • actief op zoek gaan naar prettige en leuke belevenissen is veel effectiever
  • beter gesprek starten met leuke collega, dan gesprek mijden met nare collega
18
Q

postieve emoties

A
  • helpen bij besluitvorming
  • stimuleren probleemoplossende vaardigheden
  • creatiever
  • flexibel en open mind
  • positieve feedback versterkt prestatie
19
Q

emotionele besmetting

A

eigen emoties overbrengen op de klant

- glimlach roept glimlach op