H 11- communicatie Flashcards

1
Q

communicatie

A
  • bestaat uit de overdracht van de betekenis als het begrijpen van de betekenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

communicatieproces (8 elementen)

A

1 de zender
2 het coderen van de boodschap door zender
3 de boodschap zelf (schrijven, spreken, gebaren)
4. het kanaal dat wordt gekozen (formeel of informeel)
5. het decoderen door de ontvanger
6. de ontvanger
7. ruis (kan decoderen bemoeilijken)
8. feedback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

4 functies van communicatie

A
  • controle
  • motivatie
  • emotionele expressie
  • informatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

interpersoonlijke communicatie

A
  • mondeling
    positief : snelheid en feedback
    negatief: via tussenschakels is boodschap gewijzigd
  • schriftelijk
    positief : tastbaar, archiveerbaar, verifieerbaar
    negatief : tijdrovend, indirect, gemis aan feedback
    (WhatsApp wel feedback en zien of gelezen is)
  • non-verbaal (culturen verschillen sterk)
    • zegt: mate waarin we iemand aardig vinden en
      geïnteresseerd zijn in zijn haar mening
    • geeft relatieve status van zender en ontvanger onderling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

netwerken voor kleine groepen

A
  • keten (via starrre formele gezagslijn)
  • wiel (in team met sterke leider die centraal alles doorgeeft)
  • compleet netwerk (alle leden met elkaar communiceren, vaak bij zelfsturende teams)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

richting van communicatie

A
  • verticaal (naar boven of naar beneden)

- lateraal (zijwaarts zelfde niveau of iets hoger of lager)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

neerwaartse communicatie

A
  • van het ene niveau omlaag naar de andere
  • bv. manager naar werknemer
  • vaak verzuimd voldoende uitleg over de opdracht of besluit te geven (uitleg leidt tot groeter betrokkenheid)
  • vaak ook maar 1 keer uitgelegd terwijl pas effectief als het meerdere keren en via verschillende media herhaald wordt
  • manager vraagt niet vaak genoeg om een reactie of een advies
  • vaak eenrichtingsverkeer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

opwaartse communicatie

A
  • stroomt naar hoger gelegen niveau
  • oa om feedback aan superieuren te geven en informeren over vorderingen en problemen
  • baas er steeds minder tijd voor, zorg als werknemer dat je bondig bent en ondersteun beknopte punten met actieplannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

laterale communicatie

A
  • wanneer de communicatie plaatvindt tussen leden van dezelfde werkgroep of leden verschillende werkgroepen of tussen medewerkers verschillende afdelingen of managers op ongeveer zelfde niveau
  • voor sneller lateraal kennis te delen op alle afdelingen
  • lateraal kan problematisch zijn als medewerkers buiten medeweten manager zaken proberen te regelen, of besluiten nemen,
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geruchtencircuit

A
  • draagt bij dat mensen zijn voorbereid op mogelijk slecht nieuws, hierdoor kan men tijdig maatregelen
    nemen.
  • gesprekken over nieuwtjes geeft gevoel van intimiteit en vriendschap (vaak wel ten kosten van die ‘uit’ de groep liggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geruchtencircuit onstaat als

A
  • reactie op situaties die belangrijk voor ons zijn
  • als er sprake is van ambiguïteit
  • aanwezigheid beangstigende omstandigheden bv overname
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe minimaliseren negatieve gevolgen geruchtencircuit

A
  • verschaf informatie
  • leg handelingen en besluiten uit die inconsistent, oneerlijk of stiekem kunnen overkomen
  • reageer rustig, rationeel en met respect
  • zorg voor open communicatiekanalen, moedig werknermers aan naar je toe te komen met zorgen, suggesties en ideeën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

problemen van e-mail communicatie

A
  • onjuiste interpretatie van de boodschap
  • negatieve boodschap (nooit via e-mail sturen)
  • tijdrovend karakter (bijhouden mail)
  • e-mail-emoties - minder remmingen bij schrijven
  • privacyoverwegingen (schrijf niet iets wat je niet openbaar wilt hebben)
  • onzakelijke taal (schrijf netjes)
  • onzakelijk mailadres (maak formeel email adres aan, niet luvboy69@…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

factoren die communicatie belemmeren

A
  • informatie filteren
  • selectieve perceptie
  • informatie-overload
  • emoties (hoe je je voelt maakt hoe je het opvat)zs
  • taal (jargon, zender denkt dat ander hem snapt)
  • niet (willen) communiceren
  • communicatieangst en liegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

informatie filteren

A
  • zender manipuleert informatie bewust zo dat de ontvanger de boodschap positiever interpreteert dan hij in werkelijkheid is (angst slecht nieuws te brengen)
  • vooral bij statusverschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

selectieve perceptie

A
  • we interpreteren wat we zien en noemen dat de werkelijkheid
17
Q

prosumerschap

A

de klant is medeproducent en consument van de dienst

18
Q

culturele (taal)barieres

A

1 Barieres die worden veroorzaakt door semantiek (woorden hebben verschillende betekenissen voor verschillende mensen)
2 Barieres die worden veroorzaakt door woordconnotaties (woorden impliceren verschillende dingen in talen, hai is yes maar eerder ja, ik luister dan ja, ik ben het met u eens
3 Barieres die worden veroorzaakt door toonhoogteverschillen
4 Barieres die worden veroorzaakt door verschil in tolerantie van conflicten en methoden om comflicten op te lossen
- ook verschillende handgebaren

19
Q

laag-contextcultuur (bv Nederland)

A
  • informatie sterk gestructureerd

- boodschap begint bij hoofdzaak, gericht op doel

20
Q

hoog-contextcultuur (75% wereld)

A
  • persoon zelf is deel van de boodschap
  • begint bij context, is impliciet
  • hoofdzaak komt aan eind of wordt niet genoemd
21
Q

richtlijnen voor omgang met andere culturen

A
  1. ga uit van verschillen zolang overeenkomsten niet bewezen zijn
  2. benadruk beschrijvingen in plaats van interpretaties of evaluaties
  3. leef je in de ander in (voordat je boodschap stuurt)
  4. beschouw je interpretatie als een werkhypothese
22
Q

Opwaartse communicatie kan op verschillende manieren vorm krijgen. Noem er vier.

A
  • managementrapportages
  • ideeënbus
  • enquetes
  • werkoverleg
  • interne klachtenprocedures
23
Q

Wat is laterale communicatie?

A

Laterale communicatie is horizontale en diagonale communicatie

24
Q

De literatuur noemt drie ontwikkelingen die het denken over communicatie in organisaties stimuleren. Welke zijn dit?

A
  • groeiende gewoonte om mensen in teams te organiseren
  • taakverrijking
  • groeiende diensteneconomie