H2 Flashcards

1
Q

diversiteit

A

mensen verschillen van elkaar
leeftijd, sekse, sekse geaardheid, anciënniteit, religie, fysieke en mentale vermogens en cultuur
- diversiteit aan de oppervlakte
- diversiteit in de diepte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

diversiteit in de diepte

A

verschillen in waardes, persoonlijkheid en werkvoorkeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

diversiteit aan de oppervlakte

A

sekse, ras, etniciteit, leeftijd, functiebeperkingen, demografische verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

soorten discriminatie

A
  • discriminerende maatregelen (oudere ontslaan,duurder)
  • seksuele intimidatie
  • intimidatie
  • bespottingen en beledigingen
  • uitsluiting
  • onbeleefd gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

biografische kenmerken (meetbaar)

A
leeftijd
sekse
functiebeperking
etniciteit
dienstjaren
intelligentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

variatie

A

variatie binnen groepen met dezelfde biografische kenmerken is veel groter dan de variatie tussen deze groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom relatie tussen leeftijd en werkprestatie steeds belangrijker?

A
  1. de opvatting dat werkprestatie achteruit gaat met het stijgen van de leeftijd
  2. beroepsbevolking wordt steeds ouder
  3. overheid blijft pensioenleefttijd verhogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe aankijken tegen oudere werknemers?

A
  • dubbele gedachten

Positieve gedachten
- oudere werknemers hebben ervaring, goed oordeelsvermogen, stevig werkmoraal en willen graag goed werk leveren

negatieve gedachten
- niet erg flexibel, weerstand tegen nieuwe technologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

yogyakarta-beginselen

A

29 beginselen met krachtige richtlijnen om wereldwijd discriminatie tegen te gaan.
- tegen marteling, gedwongen medische behandeling, ontnemen van de vrijheid van meningsuiting, en tegen discriminerende praktijken op gebied van huisvesting onderwijs en werk
beginsel 12 - gaat over werkvloer: iedereen recht op een fatsoenlijke en productieve baan, billijke arbeidsvoorwaarden en bescherming tegen werkeloosheid zonder discriminatie op grond van geaardheid of genderidentiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

anciënniteit

A

dienstjaren binnen dezelfde organisatie

  • hoe meer dienstjaren (bij dezelfde werkgever) hoe minder verzuim
  • hoe langer iemand een baan heeft hoe kleiner de kans dat hij opstapt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vermogen

A

de huidige capaciteit van een individu om de verschillende taken die bij een functie horen uit te voeren
2 soorten
- intellectueel
- lichamelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dimensies van intellectueel vermogen

A
rekenvaardigheid
verbaal begrip
waarnemingssnelheid
inductief redeneren
deductief redeneren
ruimtelijk inzicht
geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

correlatie tussen intelligentie en werktevredenheid

A
  • is 0

- slimme mensen hebben het gemiddeld gezien beter, maar ze verwachten ook meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

culturele intelligentie (CQ)

A

het vermogen om effectief te werken met en tussen mensen van andere culturen
in bedrijven met hoge CQ presteren multiculturele teams beter dan gemiddeld bij lage CQ slechter dan gemiddeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cultuur met kleine c

A
  • patronen van denken, voelen en handelen die we hebben aangeleerd
  • gewoontes, normen en waarden waarmee we vertrouwd zijn, die we delen met andere leden van onze gemeenschap en die we doorgeven aan de volgende generatie
  • collectieve mentale programmering die leden van een groep onderscheidt van die van andere groepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

culturele lagen

zien als ui met vele lagen

A

1 buitenkant tastbaar en waarneembaar bv kleding of kantoormeubilair
2 normen en waarden, diepere minder zichtbare laag, bv op tijd komen of geven van een directe mening
3 basiswaarden (diepste laag) hebben we jong geleerd en vinden vanzelfsprekend

17
Q

6 culturele dimensies van Hofstede

A
  1. machtsafstand
  2. individualisme (80 in NL) versus collectivisme
  3. Masculiniteit versus feminiteit
  4. onzekerheidsvermijding
  5. lange- en kortetermijngerichtheid
  6. Hedonisme versus somberheid (toegeeflijk vs terughoudendheid)
18
Q

machtsafstand

Power Distance Index, PDI

A
  • mate waarin minder machtige leden van institusies of organisaties in een land verwachten en accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is.
  • in Nederland 38 = lage afstandsscore
  • in België 65
  • bij lage afstand wordt initiatief verwacht van ondergeschikten bij hoge juist absoluut niet
19
Q

masculien

A

samenleving is masculien als emotionele sekserollen duidelijk gescheiden zijn, mannen assertief en hard, vrouwen zacht en teder

  • je wordt bewonderd als je beste student of beste medewerker van de maand bent.
  • docenten stemmen les af op beste student
20
Q

feminien

A

samenleving is feminien als emotionele sekserollen elkaar overlappen, zowel mannen als vrouwen worden geacht bescheiden en teder te zijn.

  • Nederland is feminien land (score 14)
  • studenten met hoogste cijfers hoeven niet altijd op bewondering te rekenen
  • docenten stemmen les af op gemiddelde student
21
Q

Hedonisme (versus soberheid)

A
  • samenleveing waar men uitbundig, gelukkig en vrolijk gedrag zeer waardeert en waar men zichzelf toestaat om toe te geven aan impulsen.
  • bij soberheid onderdrukt men dit gevoel
    Soberheid in Azië, Oost-Europa en Midden-Oosten
22
Q

team effectief presteren als de teamleden mensen zijn met 3 verschillende vaardigheden

A
  1. technische expertise
  2. vaardigheden in probleemoplossing en besluitvorming om:
    - – problemen boven tafel te krijgen,
    - – alternatieven te evalueren,
    - –oordeelkundig tot keuze te komen
  3. interpersoonlijke vaardigheden zoals:
    - – goed kunnen luisteren
    - – feedback geven
    - – conflicten oplossen
23
Q

9 teamrollen

A
Linker
Creator
Promotor
Inschatter
Organisator
Producent
Controleur
Handhaver
Adviseur
24
Q

omvang teams

A
  • beste teams tussen de 5 en 9 leden

- kies kleinste aantal mensen dat werk nog aankan (maak teams niet te groot)

25
Q

wat als team te groot is?

A
  • dan interne samenhang en onderlinge verantwoording minder
  • neemt lijntrekken toe
  • houden steeds meer leden zich op de vlakte bij besprekingen over aanpak van taken en voortgang werk
  • coördinatie lastiger
26
Q

wie in een team zetten?

A
  • zet geen mensen in team die liever alleen willen werken, ze halen het team naar beneden
  • kies mensen die graag in een groep werken
27
Q

risico’s sterke organisatiecultuur

A
  • institutionalisering
  • cultuur als belemmering voor verandering
  • cultuur als hinderpaal voor diversiteit
  • cultuur als bariere voor overnames en fusies
28
Q

institutionalisering

A

= het bedrijf wordt om zichzelf gewaardeerd en niet om zijn goederen of diensten die zij produceert

  • hierdoor ontbreekt het om de prikkel om eigen gedrag en gewoontes ter discussie te stellen.
  • in stand houden van de eigen cultuur wordt dan een doel op zich (geen innovatie en veranderbereidheid)
  • ‘bloempje van catharina’
29
Q

cultuur als belemmering voor verandering

A
  • vormt risico wanneer de gedeelde waarden niet stroken met de waarden die de effectiviteit van de organisatie verbeteren (voor in dynamische snel veranderen omgeving)
30
Q

cultuur als hinderpaal voor diversiteit

A
  • sterke culturen zorgen ervoor dat mensen zich aanpassen en dat de voordelen van diversiviteit verdwijnen