H6: Eerste week Flashcards

1
Q

Wanneer start de eerste week van de embryonale ontwikkeling?

A

Start bij de bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer eindigt de eerste week van de embryonale ontwikkeling?

A

Einde bij de implantatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de klievingsdelingen?

A

Delen van de zygote via mitose vanaf d1 tot d3-4 binnen zona pellucida

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ziet de vrucht eruit d3 na bevruchting?

A

De vrucht telt ongeveer 16 cellen binnen de zona pellucida > °morula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de morula?

A

= naam van de vrucht bij d3-d4; bestaat uit blastomeren
= moerbeistadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef 3 kenmerken van blastomeren

A
  • Diploïd
  • Genetisch identiek
  • Omnipotent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg uit: Blastomeren zijn omnipotent

A

Blastomeren kunnen differentiëren tot alle mogelijke weefsels (= stamcellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is mozaïcisme?

A

= verschillende genotypes komen voor binnen hetzelfde organisme
> ° genetisch mozaïek van cellen met een normaal genoom en cellen met een afwijkend genoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ontstaat mozaïcisme?

A

Tijdens de vroege klievingsdelingen kan een non-disjunctiefenomeen optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarvan is de uitgebreidheid van mozaïcisme afhankelijk?

A

Hoe vroeger het mozaïcisme optreedt, hoe groter het aantal dochtercellen dat de genetische afwijking vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt bij een hooggradig mozaïcisme?

A

Meer dan 50% > afsterven embryo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt bij een laaggradig mozaïcisme?

A

Embryo sterft niet af
Mozaïcisme kan zelfs verdwijnen: uitstoten afwijkende cellen uit morula > vervangen door nieuwe blastomeren > normale ontwikkeling embryo gaat verder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er als het mozaïcisme behouden blijft na het morulastadium?

A

Dan wordt het mozaïcisme voor het hele leven meegenomen > gevolgen zie H18

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan het karyotype eruitzien bij mozaïcisme? Voorbeeld

A

46, XY/ 47, XY +18

Graad van mozaïcisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uit hoeveel cellen bestaat het embryo op d4?

A

Ongeveer 58 cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar bevindt het embryo zich op d4?

A

In de baarmoederholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurt er met het embryo op d4?

A
  1. Zona pellucida breekt af = hatching
  2. °Blastulaholte door vochtinsijpeling tussen de blastomeren
18
Q

Hoe heet de vrucht op d4?

A

Blastocyst of blastula

19
Q

Waarvan is de blastula/blastocystholte de voorloper?

A

De dooierzak

20
Q

Welke verschillende cellen kunnen we in de blastula waarnemen?

A
  1. Embryoblast
  2. Trofoblast
21
Q

Wat is de embryoblast?

A

= binnenste celmassa
Voorloper van het embryo

22
Q

Wat is de trofoblast?

A

= Afgevlakte cellen die de blastulaholte aflijnen
Voorloper van de placenta & vliezen

23
Q

Bij welk embryonaal stadium worden de embryo’s bij IVF teruggeplaatst?

A

In het blastulastadium

24
Q

Hoe heet deze genetische testing van embryo’s bij IVF?

A

Pre-implantatie Genetische test = PGT

25
Waarop mag in België getest worden bij PGT?
Enkel embryoselectie om ernstige genetische aandoeningen te voorkomen
26
Wat is innesteling?
= **nidatie** = innestelen/implantatie van de **blastocyst in het baarmoederslijmvlies**
27
Wanneer start de innesteling?
Dag 6 na de bevruchting
28
Hoe verloopt de innesteling?
1. De cellen van het endometrium & de cellen van de trofoblast produceren **enzymen** > **afbraak** oppervlakkige epitheelcellen 2. Trofoblastcellen aan zijde embryonale pool dringen **endometrium** binnen 3. **Mitose** zorgt voor sterke toename van trofoblastcellen in het endometrium
29
Wat is de normale implantatieplaats?
De achterwand van de baarmoederholte
30
Waarom implantatie een cruciaal proces?
Het zorgt voor de ontwikkeling van de **placenta** > voeding embryo = ontwikkeling embryo
31
Wat is ectopische zwangerschap?
De implantatieplaats bevindt zich **buiten de baarmoederholte**
32
Wat is een spontaan miskraam?
Miskraam **onder 20 weken** zwangerschap
33
Hoeveel % van de zwangerschappen mondt uit in een spontaan miskraam ?
25%
34
In welk trimester vindt een spontane abortus meestal plaats?
Het eerste trimester
35
Hoeveel % van spontane miskramen is genetisch?
30-50%
36
Wat zijn de meest frequente, genetische oorzaken van spontane abortus?
1. Autosomale trisomie (55%) > trisomie 16, 22 & 21 2. Polyploïdie 3n 3. 45, X 4. Mozaïcisme 5. Andere
37
Wat is de grootste oorzaak van een spontane abortus?
**Aneuploïdie** (afwijkend aantal chromosomen)
38
Welke autosomale trisomies zijn de grootste oorzaken voor een spontaan miskraam?
Trisomie 16 (24,7%) Trisomie 22 => nooit levensvatbaar! Trisomie 21 (trisomie 13 & 18) => wel levensvatbaar
39
Hoe kan het dat mozaïcisme minder vaak leidt tot een spontaan miskraam?
Bij mozaïcisme treden er **correctiemechanismen** op, waardoor vele afwijkende cellen vervangen worden door nieuwe, gezonde cellen
40
Waarom vertoont chromosomenonderzoek bij een foetus in het 3de trimester minder vaak afwijkingen dan bij een embryo in het 1ste trimester?
**Fail-fast-mechanisme**: het proces van evolutie van het embryo onderbreekt zichzelf als er iets ernstig verkeerd gaat > minder genetische afwijkende embryo's groeien uit tot foetusleeftijd Dus bij embryo's wel nog veel genetische afwijkingen, maar velen sterven af > **embryo's die wel tot foetus uitgroeien zijn slechts de enkele overlevenden met genetische afwijkingen** Na NIP-test > zwangerschapsafbreking bij chromosoomafwijkingen