H20: Klinische genetica Flashcards

1
Q

Mucoviscidose

Soort overerving?
Mutant allel, eiwit?

A

Autosomaal recessief
Mutant allel: CFTR
Eiwit: CFTR: transmembraan eiwit, chloorkanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mucoviscidose

Fenotype?

Screening?

A

Het verstoorde chloortransport over de membranen leidt tot taaiere lichaamssecreties.
― In de longen leiden taaie slijmen tot verstoppingen van kleine luchtwegen,
chronische bronchitis en progressieve achteruitgang van de longfunctie.
― In het maagdarmstelsel zorgen taaie secreties (gal, pancreas) voor een slechte vertering.

Hielprik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer spreken we van een zeldzame ziekte?

A

Als ze bij minder dan 1/2000 van de populatie voorkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Fenylketonurie (PKU)

Soort overerving?
Mutant allel, eiwit?

A

Autosomaal recessief
Mutant allel: PAH
Eiwit: fenylalaninehydroxylase, enzym dat fenylalanine (Phe) afbreekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fenylketonurie (PKU)

Fenotype?

Screening?

A

Stapelingsziekte door opstapeling van Phe in de weefsels.
Patiënten zijn asymptomatisch bij de geboorte.
Door aanbod van Phe (via de voeding) treedt zenuwschade op.
Dit leidt tot ontwikkelingsvertraging, mentale retardatie en epilepsie.
Behandeling: levenslang fenylvrij dieet > penetrantie wordt gereduceerd

Hielprik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oculo-cutaan albinisme (OCA)

Soort overerving?
Mutant allel, eiwit?

A

Autosomaal recessief
Mutant allel: TYR
Eiwit: Tyrosinase, enzym dat tyrine omzet tot melanine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oculo-cutaan albinisme

Fenotype?

A

Melanine kan niet worden aangemaakt, waardoor de huid vatbaarder is voor UV-schade & ontwikkelingsstoornissen optreden van het visuele zintuig.

― Bleke, witte huidskleur
― Wit haar (soms eerder blond of rood)
― thv de ogen: blauwe ogen (soms eerder rood tot paars), verminderd zicht of blindheid, scheelzien, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar is OCA een mooi voorbeeld van?

A

epistase = genen worden gemaskeerd door andere genen

Door de mutatie in tyrosinase kan geen melanine worden aangemaakt, ongeacht het achterliggende genotype voor huidskleur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sikkelcelanemie

Soort overerving?
Mutant allel, eiwit?

A

Autosomaal recessief
Mutant allel: HBB
Eiwit: β-globine, deel van hemoglobine (O2-transport)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sikkelcelanemie

Fenotype?

A

Het defecte hemoglobine (HbS) ’ koekt’ samen waardoor RBC een sikkelvorm krijgen.

De sikkelcellen:
- Hebben een kortere levensduur (17d ipv 120d) > chronische anemie (bloedarmoede)
- Kunnen kleine bloedvaten verstoppen (vaso-occlusieve-crisis ) > orgaanschade
- Worden uitgefilterd door de milt > vroegtijdig miltfalen aan +- 12j > groter risico op ernstige infecties
- Hebben een grote invloed op biological fitness

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek de invloed op biological fitness van sikkelcelanemie.

A

― Bij homozygoten is deze sterk verlaagd door een hoge mortaliteit op jonge leeftijd: 7% van de patiëntjes onder de 5 jaar.

― Bij heterozygoten in West-Afrika is deze sterk verhoogd doordat ze veel minder makkelijk geïnfecteerd worden door de malaria-parasiet. Het voorkomen van sikkelcelanemie volgt om die reden – geografisch – de verspreiding van malaria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Achondroplasie

Soort overerving?
Mutant allel, eiwit?

A

Autosomaal dominant
Mutant allel: FGFR3 (80% novo-mutatie)
Eiwit: Fibroblast-groeifactor receptor type 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Achondroplasie

Fenotype?

A

Door de defecte FGFR3-receptor wordt de lengtegroei verstoord, wat leidt tot dwerggroei.
Andere symptomen zijn:
― Verkortingen van de ledematen (vnl. proximaal)
― Korte vingers
― Macrocefalie (vnl. groot voorhoofd)
― Trager bereiken van de motorische mijlpalen (vnl. door hypotonie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ziekte van Huntington

Soort overerving?
Mutant allel, eiwit?

A

Autosomaal dominant
Mutant allel: HTT, dynamische mutatie + anticipatie
Eiwit: Huntingtine, beschermt zenuwcellen tegen schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ziekte van Huntington

Fenotype?

Hoe is de penetratie van de ziekte van Huntington?

A

Zonder huntingtine treedt de volgende symptoomtriade op vanaf de leeftijd van 40 jaar:
1) cognitieve achteruitgang: evolueert naar dementie.
2) psychiatrische symptomen: irritabiliteit, angst, depressie,
3) motorische stoornissen (meestal in een later stadium):
― Stoornis van de vrijwillige bewegingen: onhandigheid, moeite met spreken, coördinatie en evenwicht
― Stoornis van de onvrijwillige bewegingen: chorea (‘reidans’) = onregelmatige, doelloze bewegingen in verschillende delen van het lichaam.

De ziekte is progressief en leidt tot de dood na 15 à 20 jaar.

Geen oorzakelijke behandeling.

100 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ziekte van Marfan

Soort overerving?
Mutant allel, eiwit?

A

Autosomaal dominant
Mutant allel: FBN1
Eiwit: fibrilline, een elastisch eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ziekte van Marfan

Fenotype?

Hoe is de penetrantie van de ziekte van Marfan?

A

Het tekort aan fibrilline zorgt voor een verlies aan steun elasticiteit in het bewegingsstelsel.

  • Overmatige groei van de lange beenderen, waardoor grote gestalte, erg wijde armspan, lange vingers (arachnodactylie)
  • Lakse, overstrekbare gewrichten
  • Aneurysma (uitzetting) van de aorta ascendens, met ruptuur en plotse dood als complicatie.
  • Verplaatsing van de ooglens, ernstige bijziendheid
  • Duimteken

100 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het duimteken bij Marfan?

A

Bij het omgeven van de pols overlappen de eindkootjes van duim en pink elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Osteogenesis imperfecta

Andere naam?

A

Broze botten ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Osteogenesis imperfecta

Soort overerving?
Mutant allel, eiwit?

A

Autosomaal dominant
Mutant allel: COL1A1 & COL1A2
Eiwit: type 1 collageen, belangrijk structuureiwit in bindweefsel, pezen, bot,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Osteogenesis imperfecta

Fenotype?

A

Botfragiliteit waardoor
breuken optreden na een klein trauma of soms zelfs spontaan.
Andere symptomen zijn:
― Groeiachterstand,
― Doofheid (breken van de gehoorsbeentjes)
― Tandafwijkingen
― Blauwe sclerae.

Er is geen oorzakelijke behandeling voor OI.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe is de expressiviteit van osteogenesis imperfecta?

A

Sterk variabel

Mild: sporadische fracturen
Ernstig: lethaal in utero of postnataal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hemofilie A en B

Soort overerving?
Mutant allel, eiwit?

A

X-gebonden recessief
Mutant allel: F8 of F9
Eiwit: stollingsfactoren VIII (A) of IX (B)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hemofilie A en B

Fenotype?

Behandeling voor hemofilie?

A

Het klinisch beeld bestaat uit (vnl. spontane) bloedingen:
― Bloedingen in de gewrichten (vnl. knieën, enkels)
― Bloedingen in de spieren.
― Hersenbloedingen, meest frequent bij neonaten.
― Neusbloedingen
― Bloedverlies via urine of stoelgang.
Daarnaast treedt bij traumatische letsels doorgaans ook buitensporig bloedverlies op.

IV toedienen van de ontbrekende stollingsfactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke expressiviteit kent hemofilie?
**Variabel** Afhankelijk van hoeveel stollingsfactor het lichaam zelf nog aanmaakt.
26
# Duchenne spierdystrofie Soort overerving? Mutant allel, eiwit?
X-gebonden recessief Mutant allel: **DMD** Eiwit: **dystrofine**, anker voor spiercellen
27
# Duchenne spierdystrofie Fenotype?
Verlies van dit dystrofine eiwit resulteert in **vroegtijdige degeneratie van spiervezels** Verloop: 2-3 jaar: **spierzwakte** wordt duidelijk 14 jaar: rolstoelgebonden Later stadium: verzwakte hartspier en ademhalingsspieren 20 jaar: beademingsondersteuning 35 jaar: levensverwachting
28
Wat is het teken van Gower?
**Teken van Duchenne spierdystrofie** De kinderen komen hierbij op een typische manier recht vanuit zit op de grond, waarbij ze met de handen steunen op de knieën.
29
# Fragile X-syndroom Soort overerving? Mutant allel, eiwit?
X-gebonden dominant Mutant allel: **dynamische mutatie(CGG)** in **FMR1-gen** Eiwit: **FMR1-eiwit**, speelt een rol in het transport van mRNA in zenuwcellen.
30
# Fragile X-syndroom Fenotype? | Hoe is de penetrantie bij fragile X-syndroom bij heterozygote vrouwen?
Ontwikkelingsproblemen (motoriek, taal), evoluerend naar een **mentale retardatie** met een IQ van gemiddeld 40 De typische dysmorfe kenmerken zijn: ― lang, smal gezicht met grote, afstaande oren ― macro-orchidie (grote testes), na de leeftijd van 8 jaar | 50% Vaak lichte kenmerken zoals een randnormale intelligentie
31
Wat is gentherapie?
Het behandelen van ziektes door het **genoom** van de patiënt te **wijzigen**.
32
Hoe kan je gentherapie uitvoeren?
1. **In vivo**: in het lichaam van de patiënt 2. **Ex vivo**: eerst cellen wegnemen, behandelen en dan terug inbrengen
33
Wat is de methode van **traditionele gentherapie**?
Het inbrengen van een **wild-type allel** bij de patiënt. Een **virus** wordt hierbij gebruikt als vector (transportmiddel).
34
Waarom worden virussen gebruikt bij traditionele gentherapie?
Een virus bezit van nature de eigenschap om DNA in een gastheer in te brengen.
35
Geef twee redenen waarom het gebruik van **virussen als vector gevaarlijk** kan zijn.
1. Het virus kan het wild-type allel op een **verkeerde plaats in het genoom** inbouwen (kan oa voor kanker zorgen) 2. Het lichaam kan **sterk reageren** op een virale vector (kan voor orgaanfalen zorgen)
36
Wat is de methode van **CRISPR**?
**Genome editing** dmv CRISPR-cas9 Behalve virussen worden ook **non-virale vectoren** gebruikt.
37
Geef een voorbeeld van een non-virale vector
Nanodeeltjes
38
Wat is genome editing?
Aanpassen van DNA
39
Waarvoor staat **CRISPR**?
Clustered Regularly Interspaced Short Palindromic Repeats
40
Wat is CRISPR?
Een systeem dat veel bacteriën gebruiken om zich te verdedigen tegen virussen. Telkens zo’n bacterie een **aanval** van een virus heeft **overleefd**, **bewaart** het een stukje van het **virale DNA in zijn eigen DNA**, als een soort immuun-geheugen. De volgende stap is dat deze stukjes viraal **DNA** worden **omgezet in een RNA-transcript** dat wordt **gekoppeld aan** een **cas9-eiwit**. Cas9 fungeert als een **schaar** die in staat is om dubbelstrengig DNA zeer nauwkeurig te knippen. In bacteriën leidt CRISPR-cas9 op die manier tot het **verwijderen van viraal DNA** uit het bacteriële DNA. Zo overwint de bacterie makkelijker een herinfectie met hetzelfde virus.
41
Wat kan CRISPR-cas9-techniek dat de traditionele gentherapie niet kan?
Een **DNA-wijziging in de menselijke kiembaan** inbrengen. Vb: bewerken van DNA van een embryo
42
Waarom is CRISPR-cas9 veelbelovend? Waarom kunnen we de CRISPR-cas9-techniek nog niet breed gaan uitrollen?
**Programmeerbaar hulpmiddel** om DNA te knippen > RNA creëren die cas9 naar specifieke plek in genoom brengen om daar te knippen De **langetermijneffecten** zijn nog niet gekend > interactie tussen genen & de omgeving is zo complex > verder onderzoek is nodig om de veiligheid en de ethische grenzen van de techniek te bepalen.
43
Wat is een syndroom?
Een ziektebeeld waarbij bepaalde klinische **symptomen steeds samen** voorkomen. Het fenotype is **herkenbaar** en **voorspelbaar**.
44
Genotype van **trisomie 21** | Syndroomnaam van **trisomie 21**?
Meisje: 47,XX+21 Jongen: 47,XY+21 | Downsyndroom
45
Geef 5 morfologische kenmerken van **downsyndroom**
1. Microcefalie (klein voorhoofd) 2. Upslanting (opwaarts gerichte oogstand) 3. Laag ingeplante oren 4. Macroglossie (grote tong) 5. Epicantusplooi (bovenste ooglid bedekt met mediale zijde van de ooglidspleet)
46
Wat is clinodactylie?
Gebogen stand van de pink
47
Wat is een sandal Gap?
Ruimte tussen 1ste en 2de teen
48
Geef 3 typische medische problemen bij **downsyndroom**
1. **Mentale retardatie**: ontwikkelingsachterstand in taal, spraak, motoriek 2. Neiging tot **overgewicht** en obesitas 3. **Vruchtbaarheid**: mannen meestal onvruchtbaar, vrouwen normale vruchtbaarheid
49
Wat is de prognose bij **Downsyndroom?**
* geen oorzakelijke behandeling mogelijk * levenslange, medische follow-up * focus op sociale inclusie
50
Wat is het genotype van **trisomie 18**? | Naam?
meisje: 47,XX+18 Jongen: 47, XY+18 | Syndroom van Edwards
51
Geef enkele fenotypische kenmerken van het **syndroom van Edwards**
1. Smal aangezicht, kleine mond en kaak, groot achterhoofd 2. Aanlegstoornissen van **hart en czs** 3. Overlappende vingers, klompvoeten
52
Wat is de prognose van **trisomie 18**?
Meeste: overlijdt in utero Gemiddelde postnatale levensduur: 2 weken Zelden ouder dan 1 jaar.
53
Wat is het genotype van **trisomie 13**? | Syndroomnaam?
Meisje: 47, XX+13 Jongen: 47, XX+13 | Syndroom van Patau
54
Geef enkele fenotypische kenmerken van **trisomie 13**
Schisis Aanlegstoornissen van hart en czs Polydactylie
55
Wat is de prognose van **trisomie 13**?
Meeste: overlijdt in utero Gemiddelde postnatale levensduur: 1 week Zelden ouder dan een jaar
56
Waarvoor staat NIPT?
Niet invasieve prenatale testing
57
Bespreek de methode van NIPT
Veneuze bloedafname zwangere Analyse van cel-vrij foetaal DNA (**cff-DNA**). Daarnaast circuleren er ook steeds celvrije maternale DNA-fragmenten (meer dan cff-DNA). Bij de NIPT worden DNA-fragmenten uit het maternaal bloed gehaald, **geïdentificeerd** als maternaal of foetaal en **gerangschikt** volgens het chromosoom waarvan ze afkomstig zijn. Dit gebeurt door de fragmenten te vergelijken met het **referentiegenoom**. De **foetale fractie** (= aantal foetale fragmenten) wordt vergeleken met het aantal maternale fragmenten. Rond 12 weken zwangerschap is een normale foetale fractie+-10%. Een FF >10% kan wijzen op trisomie 13,18,21
58
Vanaf wanneer is een NIP-test voldoende betrouwbaar?
Vanaf 12 weken zwangerschap & voldoende foetale fractie aanwezig is in het maternale bloed.
59
Is NIPT een screeningstest of een diagnostische test?
**Screeningstest** Diagnose: bijkomend onderzoek zoals een vruchtwaterpunctie of vlokkenbiopsie Echt uitsluitsel van een syndroom kan enkel met een diagnostische test. Het vervangt de **nekplooimeting** NIET!
60
Geef **3 voordelen** van NIPT
1. Niet invasief, enkel bloedstaal nodig 2. Zeer betrouwbaar 3. Uitgevoerd vanaf 12 weken (& terugbetaald in België)
61
Geef **3 nadelen** van NIPT
1. Spoort niet alle aandoeningen op vb. muco, neurale buisdefecten 2. Soms een tweede test nodig wegens te weinig cff-DNA 3. Bij afwijkend resultaat > bijkomend invasief diagnostische testing aangewezen
62
Waarom kan placentair mozaïcisme het **resultaat van de NIPT beïnvloeden**?
NIPT onderzoekt enkel foetaal DNA afkomstig van de trofoblast > dus het is mogelijk dat de placenta wel afwijkend is maar de eigenlijke foetus niet en omgekeerd
63
Waarom is het belangrijk dat ouders **voorafgaand voldoende geïnformeerd** worden over de NIPT?
1. Ze moeten zich voorbereiden op een eventueel positief resultaat. 2. Ze moeten weten dat er ook eventuele maternale kanker mee opgespoord kan worden.
64
Omschrijf het genotype van het **syndroom van Turner** | Wat is een andere naam voor het syndroom van Turner?
Turner: 45, X Mozaïek Turner: 45, X/46, XX | Monosomie X
65
Geef enkele fenotypische kenmerken van het **syndroom van Turner**
Steeds vrouwelijk 1. Klein gestalte 1m40 2. Hart- en nierproblemen 3. Dysgenese: onvruchtbaarheid 4. Webbed neck = korte brede hals 5. Schildvormige thorax 6. Clinodactylie + korte 4e vinger
66
Wat is **gonadale dysgenese**?
Een verlies van de primordiale kiemcellen en follikels vroeg in de foetale ontwikkeling. De ovaria ontwikkelen ook niet goed > puberteit blijft uit > onvruchtbaarheid
67
Wat is de prognose bij het **syndroom van Turner**?
Bij mozaïcisme: fenotype minder uitgesproken > diagnose later gesteld door groeivertraging, late menarche of subfertiliteit Bij 45, X: geen kinderen krijgen
68
Wat is het genotype van het **syndroom van Klinefelter**?
Meestal: 47, XXY Één extra X-chromosoom Of 48, XXXY of 49, XXXXY....
69
Welke wet is van toepassing van bij **Klinefelter syndroom**?
De wet van Lyon: X-inactivatie In elke cel wordt slechts één X-chromosoom actief gehouden. De andere wordt een Barr-lichaampje
70
Geef enkele fenotypische kenmerken van het **Klinefelter-syndroom**
Steeds **mannelijk** (geen symptomen bij geboorte) Hoe meer X-chromosomen, hoe uitgesprokener 1. Gebrekkige virilisatie (mannelijke kenmerken) 2. Gynaecomastie (borstontwikkeling bij jongens) 3. Kleine harde testes 4. Infertiliteit 5. Groot gestalte, neiging tot zwaarlijvigheid
71
Wat is de prognose bij het **syndroom van Klinefelter**?
Infertiliteit: geen kinderen krijgen
72
Verklaar het verband tussen **gestalte en het aantal X-chromosomen**
Op het X-chromosoom zitten bepaalde genen die een belangrijke rol spelen in de groei. Deze genen bevinden zich ook op het Y-chromosoom thv de **pseudo-autosomale regio's (PAR)**. PAR 1 en 2 bevinden zich aan de uiteinden van de geslachtschromosomen, zijn onderhevig aan crossing over en ontsnappen aan X-inactivatie. Dosiseffect: **hoe meer allelen, hoe groter gestalte**.
73
Wat is een micro-deletiesyndroom? Wat zijn enkele eigenschappen?
Een syndromaal fenotype dat het gevolg is van een **microdeletie**. - leiden tot **haplo-insufficientië** > **dominant effect** - **gereduceerde penetrantie** - **variabele expressiviteit**
74
Wat is de ISCN-notatie bij microdeletie-syndroom?
Een wijze om het karyotype van een microdeletie te noteren. Totaal aantal chromosomen, geslachtschromosomen del(chromosoom)(bandje) Vb: **46, XX del(22)(q.11.2)**
75
Wat is CGH?
**Comparative genomic hybridisation** Een techniek om de diagnose van een microdeletie te stellen
76
Hoe werkt CGH?
Het genoom van een testpersoon wordt vergeleken met het referentiegenoom om na te gaan of er stukken ontbreken , wat wijst op een deletie. 1. DNA wordt gedenatureerd, in stukjes geknipt (**probes**) en gemerkt met fluoriserende kleurstof 2. Het referentie-DNA ondergaat hetzelfde proces maar met een andere kleurstof 3. Beide worden aangebracht op een glasplaatje (**micro-array**) met duizenden kuiltjes 4. In de kuiltjes vindt hybridisatie plaats tussen de twee soorten DNA. De **kleurstoffen mengen**. TENZIJ bij deletie of duplicatie.
77
Geef een voordeel en een nadeel van CGH.
++ Er kunnen **verschillende mutaties tegelijk** opgespoord worden -- Betekenis van de informatie is **niet altijd duidelijk**. Bij meerdere afwijkende resultaten is er niet altijd een duidelijke oorzaak voor het fenotype
78
Geef het genotype voor **22q-deletie-syndroom** | Andere naam?
Meisje: 46, XX del(22)(q11.2) Jongen: 46, XY del(22)(q11.2) | Velo-cardio-faciaal-syndroom (VCFS)
79
Geef enkele fenotypische kenmerken van **22q-deletie-syndroom**
1. Verhemelteproblemen 2. Aangeboren hartafwijkingen. 3. Faciale dysmorfie 4. Psychologische problemen Vaak subtiel.
80
Welke microdeletie veroorzaakt **cri-du-chat syndroom?**
De p-arm van chromosoom 5
81
Wat is het karyotype van een meisje en jongen met **cri-du-chat syndroom** waarbij de microdeletie ligt op **bandje 15.3?**
46, XX del(5)(p15.3) 46, XY del(5)(p15.3)
82
Geef 3 fenotypische kenmerken van het **cri-du-chat syndroom**
1. Schisis 2. Microcefalie 3. Huilen dat lijkt op huilen van een kat
83
Wat is het genotype voor **prader-willi-syndroom?** Welk syndroom heeft hetzelfde?
PWS > Veroorzaakt door microdeletie (of imprintingsfout of uniparentale disomie) op de lange arm van chromosoom 15 (q11-13). Angelmansyndroom (AS) PWS & AS loci liggen vlak naast elkaar
84
PWS en AS-loci zijn onderhevig aan imprinting. Leg uit.
**PWS-locus**: maternale imprinting, enkel paternale stuk is actief **AS-locus**: paternale imprinting, enkel maternale stuk is actief Hierdoor zijn ze **niet onderhevig aan haplo-insufficiëntie.** De loci gedragen zich recessief: als de genen in één locus tot expressie komen > normaal fenotype Genen op **actieve stuk niet tot expressie** > °AS (maternale deel) of PWS (paternale deel)
85
Welk syndroom ontstaat bij uniparentale disomie van chromosomen 15?
Als beide **chr15 maternaal** zijn > ° PWS Als beide **chr15 paternaal** zijn > °AS
86
Geef enkele fenotypische kenmerken van **prader-willi-syndroom**
1. Oncontroleerbare eetlust > obesitas 2. Hypotonie 3. Trage motorische ontwikkeling 4. Gebrekkige groei
87
Geef enkele fenotypische kenmerken van **angelmansyndroom**
1. Ontwikkelingsproblemen 2. Epilepsie 3. Faciale dysmorfie 4. Opvallend blij & vrolijk 5. Licht tot matige mentale beperking
88
Waarom kan je kanker een genetische ziekte noemen?
Er vindt een genetische verandering **(mutatie)** plaats, waardoor de genexpressie wijzigt > Lichaamscellen streven niet langer de belangen van het organisme na maar hebben nog twee doelen: -**proliferatie**: zvm groeien (tumorgroei) -**metastase**: zvm verspreiden (nieuwe letsels) Proto-oncogenen & tumor-suppressorgenen worden van generatie op generatie doorgegeven als ze in de kiembaan terechtkomen
89
Wat zijn proto-oncogenen?
Genen waarvan het wild-allel niet actief is. Bij mutatie komen ze wel tot expressie en worden het **oncogenen**. Hun genproducten transformeren de cel tot een kankercel.
90
Geef een voorbeeld van proto-oncogenen.
**RAS-genen** Hun genproducten zorgen voor informatie uitwisseling tussen cellen. Bij mutatie zijn er communicatiestoornissen en ongecontroleerde celdeling vb. HPV > °baarmoederhalskanker door activatie proto-oncogenen in baarmoederhalscellen
91
Wat zijn tumor-suppressorgenen?
Genen waarvan de genproducten de cel actief **beschermen tegen ongecontroleerde deling**. Ze dragen bij aan normale celfuncties. Gedragen zich als **recessieve allelen** > bij uitschakeling van beide allelen transformeert de cel tot kankercel.
92
Geef een voorbeeld van tumor-suppressorgenen
**TP53-gen op chr17** Codeert voor **p53-eiwit** dat een belangrijke functie heeft in de normale celcyclus.
93
Oncogenen: dominant of recessief? Verklaar.
**Dominant** > aangezien kanker al tot uiting komt vanaf één mutant allel.
94
Tumor-suppressorgenen: dominant of recessief? Verklaar.
**Recessief** > Kanker komt pas tot uiting bij twee mutante allelen.
95
Waarom wordt een tumor-suppressorgen toch dominant overgedragen?
Je **erft één mutant allel**, waardoor je nog maar **1 "hit"** kan verdragen vooraleer je kanker ontwikkelt. Je diploïde voordeel van 2 "hits" vervalt.
96
Welke twee genen spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van borstkanker en ovariumkanker?
**BRCA1 & BRCA2** Ze spelen een belangrijke rol in DNA-repair
97
Hoe vaak komen mutante allelen voor van BRCA1 en 2 bij ons?
Dragerschap 1/800-1/1000
98
Wat is het lifetime risk op kanker bij dragerschap van een mutant allel van BRCA1&2? | Nut van opsporing?
**BRCA1:** 70% op beide kankers **BRCA2:** 40% borstkanker, 17% ovariumkanker | Preventieve ingreep > kankerrisico verlaagt met 90%
99
Wat kunnen we zeggen over de penetrantie van BRCA1?
Verminderd, niet iedereen ontwikkelt kanker. Je hebt 1 "hit"
100
Wat is eugenetica?
= het **menselijk ras door selectieve reproductie** er zou naar moeten streven om zichzelf te **'verbeteren'.** Ethische kwesties! > CRISPR-cas9/gentherapie > doen denken aan eugenetica > °medisch-ethische commissies om wetgever te adviseren Vb: Hitler die Arisch ras wou kweken door sterilisatie of moord van zwakken en bepaalde bevolkingsgroepen > na WOII eugenisme wereldwijd verworpen
101
Wat zijn PAR?
Pseudo-autosomale regio’s. Het zijn stukjes van het X en Y chromosoom die wel homoloog zijn & zich gedragen als autosomen.