H25 Persoonlijkheidsstoornissen Flashcards
Beschrijf het klinische beeld van persoonlijkheidsstoornis (3 P’s)
- Pathologisch: patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat sterk afwijkt van norm binnen cultuur; kan uiten in: cognities, affect, interpersoonlijk functioneren en impulscontrole; significante stress en lijden veroorzaken op sociaal, beroepsmatig of andere gebieden van functioneren. vb vraag ‘heeft u dit meer dan andere mensen in uw omgeving?’
- Pervasief: patroon inflexibel, meerdere aspecten leven. vb ‘gebeurt dit in verschillende situaties?’
- Persistent: stabiel en langdurig, onset adolescentie. ‘vertoont u deze kenmerken al langer dan 5 jaar?’
Wat is persoonlijkheidsstoornisprototype?
Alle criteria die samen voor een bepaalde persoonlijkheidsstoornis in DSM-5 zijn gedefinieerd
Wat is polythetisch classificatiesysteem voor persoonlijkheidsstoornissen?
- Iemand krijgt een specifieke persoonlijkheidsstornisdiagnose als er een cut-off score (min aantal criteria) van het prototype aanwezig is.
- Verschilt per PS (bv 4 voor paranoïde, 5 voor borderline)
- Gevolg: veel verschillende combinaties mogelijk van criteria binnen bepaalde PS. vb 151 combinaties van criteria mogelijk voor borderline.
- Voordeel: ruimte voor individuele verschillen
Nadeel: aantal criteria willekeurig, niet gefundeerd in empirisch onderzoek.
Wat houdt het dimensioneel persoonlijkheidsstoornismodel in?
Nav kritiek op polyetiche classificatie (model is ingewikkeld; 6 resterende stoornissen dekken de problematiek onvoldoende): aparte sectie in DSM-5 (sectie III) met dimensioneel persoonlijkheidsstoornismodel:
- Verwijdering van de helft van de persoonlijkheidsstoornisdiagnosen,
- Dimensionele scoring van de cliënt op 5 domeinen (bv neuroticisme (aka emotionele instabiliteit) en 25 trekken (bv impulsiviteit en perfectionisme)
Noem de 3 clusters van persoonlijkheidsstoornissen
A: vreemde, excentrieke cluster: paranoïde, schizoïde, schizotypische-persoonlijkheidsstoornissen
B: impulsieve, dramatische, emotionele cluster: borderline-, histrionische, narcistische en antisociale-persoonlijkheidsstoornissen; impulscontrole en emotieregulatie
C: angstige cluster: afhankelijke-, vermijdende- en dwangmatige-persoonlijkheidsstoornis
Benoem 3 overige persoonlijkheidsstoornissen
- Persoonlijkheidsverandering agv medische conditie. Duidelijke abrupte verandering in persoonlijkheid
- Anderzins gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis: Leiden systematisch tot stress of beperkingen in functioneren, zonder minimum aantal trekken voldaan voor concrete persoonlijkheidsstoornisdiagnose
- Ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis: lijkt op vorige. Verschil: clinicus legt niet aan cliënt uit waarom er niet voldaan wordt aan de criteria van een bepaalde persoonlijkheidsstoornis
Noem 3 kenmerken van egosyntoon
- Persoon met stoornis ziet bijbehorende problemen met zichzelf en anderen als een fundamenteel onderdeel van zichzelf
- Persoonlijkheidsstoornissen vaak minder onderkent: ‘nou eenmaal zo zijn’, reden tot verandering wordt niet/weinig ingezien
- Soms weinig lijden onder aandoening; directe omgeving wel (bv narcisme)
Wat is egodytoon?
Klinische stoornissen kunnen eerder worden gezien als niet bij de persoon horend
Hoe is comorbiditeit van de clusters personlijkheidsstoornissen?
A: Schizoïde - schizotypische persoonlijkheidsstoornis en met paranoïde-pers.
B: borderline en narcistische met as I-stoornissen (stemmingsstoornissen, angst en middelenmisbruik)
C: met stemmings- en angststoornissen, minder met middelen
Hoe is het beloop van de clusters persoonlijkheidsstoornissen?
A: minder stabiel tov andere, paranoïde wel stabiel
B: stabieler dan andere, zonder behandeling erg hardnekkig
C: iets afzwakken en daarna sterker worden.
Borderline: meeste patienten lange tijd niet voldoende criteria voor diagnose; 50% goed functioneren sociaal/beroepsmatig. Temperamentaspecten (interne woede en verlatingspreoccupatie) moeilijker te behandelen dan zelfverwonding, suicidale, impulsief gedrag en borderlinesumptomen
Alle clusters: lichte daling symptomen loop van tijd.
Noem 7 kenmerken van paranoïde-persoonlijkheidsstoornis (cluster A)
- Diep WANTROUWEN en ACHTERDOCHT tov andermans motieven
- Fundamentele verwachting uitgebuit of gekwetst zullen worden, voortdurend op zoek naar bewijs daarvan (geen objectieve aanwijzingen)
- Interpreteren onschuldige opmerkingen van anderen vaak als een verborgen belediging of bedreiging en zijn vaak jaloers.
- Vaak lichtgeraakt en kunnen snel in de tegenaanval gaan.
- Vaak buitenproportioneel veel wrok
- Verdenkt anderen ervan dat ze hem bedreiden of uitbuiten
- Obsessieve twijfels over de loyaliteit of betrouwbaarheid van naasten
- Wil anderen niet in vertrouwen nemen vanwege de angst dat dit tegen hem gebruikt zal worden
- Geeft negatieve betekenis aan onschuldige opmerkingen of gebeurtenissen
- Is niet vergevingsgezind
- Ziet iets vaak als een aanval op zijn karakter of reputatie en gaat in de tegenaanval
- Zonder reden, aanhoudende twijfels over de trouw van de partner
Noem 7 kenmerken van schizoïde-persoonlijkheidsstoornis (cluster A)
- Eenlingen vanwege gebrek aan behoefte aan goede contacten met anderen te hebben (niet uit sociale onzekerheid of interpersoonlijke vaardigheden = verschil autisme)
- Solitaire acitivteiten, aseksueel
- Emotioneel vlak, weinig belang andermans meningen
- Afstandelijkheid en beperkte expressie van emoties in uiteenlopende sociale interacties, adolescentie, uiting van min 4 kenmerken:
- Geen behoefte aan hechte relaties en daar ook niet van genieten
- Kiest vrijwel altijd voor solistische activiteiten
- Weinig belangstelling voor seksuele ervaringen met een partner
- Weinig plezier in (sociale) activiteiten
- Geen hechte vriendschappen buiten de naaste familie
- Onverschillig voor lot of kritiek
- Emotioneel kil of weinig affectief
Noem 9 kenmerken van schizotypische-persoonlijkheidsstoornis (cluster A)
- Eigenaardigheden in gedachten, gedrag en uiterlijk
- Betrekkingsideeën: toevallige gebeurtenissen op zichzelf betrekken (men praat over hen)
- Bovennatuurlijke ervaringen, ‘magisch’ denken, ongewone halluciogene ervaringen
- Merkwaardig zonderling voorkomen, weinig vertrouwelingen
Overheersend patroon van sociale en interpersoonlijke tekortkomingen, adolescentie, moeilijk aangaan hechte relaties, vreemde denkbeelden en excentriek gedrag, min 5 kenmerken:
1. Betrekkingsideeën
2. Magische denkbeelden met invloed op gedrag
3. Vreemde waarnemingservaringen
4. Vreemde manier van denken en spreken
5. Achterdochtige, paranoïde gedachten
6. Inadequaat affect
7. Excentriek gedrag of uiterlijk
8. Geen hechte vriendschappen
9. Extreme, vaak paranoïde sociale angsten die niet verbetert wanneer men iemand beter kent
Benoem 7 kenmerken van antisociale-persoonlijkheidsstoornis (cluster B)
- Patroon: gebrek aan achting voor en schending van de rechten van anderen; gedragsmatig; crimineel gedrag
- Ontbreken spijtgevoelens en oneerlijkheid
- Diagnose vanaf 18 jaar; voor 15de sprake van gedragsstoornis (pesten, mishandelen, vernieling)
Respectloos gedrag en schending van de rechten van anderen, vanaf 15 jaar, min 3 kenmerken:
1. Herhaaldelijk zijn aangehouden voor het overtreden van de weg
2. Liegen of duperen van anderen voor eigen voordeel
3. Impulsiviteit of niet kunnen plannen
4. Herhaaldelijke vechtpartijen of geweldpleging
5. Roekeloos gedrag
6. Continu onverantwoordelijk gedrag vertonen, herhaaldelijk niet nakomen van verplichtingen
7. Onverschilligheid voor gevolgen van de daden voor een ander, ontbreken van berouw
Noem 9 kenmerken van borderline-persoonlijkheidsstoornis (cluster B)
- Complex! Door grote waaier aan symptomen en snelle fluctuatie daarvan
- INSTABILITEIT; in relaties, zelfbeeld, gevoel en/of impulsiviteit
- Moeilijk goed omlijnd beeld van zichzelf te hebben; wisselende prioriteiten, doelen, voorkeuren; stemmingswisselingen zonder externe oorzaken
- Vermijding in de steek gelaten te worden, lange perioden van leegte, dissociëren of achterdochtig worden onder stress
Instabiele interpersoonlijke relaties en gevoelens, onevenwichtig zelfbeeld en duidelijke impulsiviteit, adolescentie, min 5 kenmerken
1. Felle pogingen om (ingebeelde) verlating te voorkomen
2. Patroon van intense, maar instabiele interpersoonlijke relaties, waarbij men de ander afwisselend idealiseert en devalueert
3. Duidelijke en aanhoudend instabiel zelfbeeld
4. Impulsiviteit, potentieel schadelijk
5. Herhaaldelijk vertonen van of dreiding met suïcidaal gedrag of zelfverwonding
6. Forse stemmingswisselingen
7. Gevoel van leegte
8. Moeite met beheersen van soms intense woede
9. Perioden met paranoïde ideeën of dissociatieve symptomen
Noem 8 kenmerken van histrionische-persoonlijkheidsstoornis (cluster B, in DSM-IV: theatrale-persoonlijkheidsstoornis)
- Buitensporige emotionaliteit en aandacht vragen
- Graag in middelpunt belangstelling (vb flirterig, aparte kleren ragen, expressief uiten)
- Gelijkenis impressionistisch schilderij: op afstand aantrekkelijk en interessant, dichterbij is het moeilijk een duidelijk beeld te ontwaren
- Wisselen vaak van mening; kunnen mensen die ze amper kennen als ‘goede vrienden’ omschrijven
Extreem emotioneel gedrag en aandacht vragen, adolescentie, min 5 kenmerken
1. Ongemakkelijk wanneer niet in middelpunt aandacht
2. Vaak ongepast flirterig of provocerend gedrag
3. Snel wisselende en oppervlakkige emoties
4. Probeert continu aandacht te krijgen middels eigen uiterlijk
5. Uitzonderlijk impressionistische manier van spreken
6. Theatraal en veel gevoel voor zelfdrama
7. Makkelijk beïnvloedbaar
8. Ziet relaties als intiemer dan ze werkelijk zijn
Noem 9 kenmerken van narcistische-persoonlijkheidsstoornis (cluster B)
- GROOTHEIDSGEVOELENS (fantasie of gedrag), behoefte aan bewondering, gebrek empathie; patienten beschouwen zichzelf asl uniek en uitzonderlijk en verachten ook dat anderen hen hierin erkennen
- Idee dat ze bijzondere behandeling verdienen of regels niet hoeven volgen
- Gevoelig voor status, opscheppen over bijzondere status, kwaliteiten of contacten met andere belangrijke of hooggeplaatste personen
- Agressief uit de hoek komen uit jaloezie, of omdat ze vinden dat anderen hen in de weg staan, lage dunk van anderen
Grandiositeit, behoefte aan bewondering en weinig empathie, adolescentie, min 5 kenmerken
1. Opgeblazen gevoel van belangrijkheid
2. Obsessieve fantasieën over bijv grenzeloos succes, macht en genialiteit
3. Vindt zichzelf ‘bijzonder’ en uniek en wil alleen omgaan met andere bijzondere mensen
4. Extreme behoefte aan bewondering
5. Veracht voorkeursbehandeling (bijzondere rechten)
6. Misbruik van anderen om eigen doelen te verwezelijken
7. Niet bereid om gevoelens, behoeften van anderen te erkennen of daarmee rekening te houden
8. Vaak afgunstig
9. Arrogant of hooghartig
Noem 7 kenmerken van vermijdende-persoonlijkheidsstoornis (cluster C, DSM-IV: ontwijkende-persoonlijkheidsstoornis)
- Uit de weg gaan van sociale situaties uit angst tekort te schieten
- Vermijden contacten en. openheid naar anderen omdat ze denken dat ze minder slim, aantrekkelijk en interessant zijn dan anderen
- Hypergevoelig en rumineren veel over hun minderwaardigheidsgevoelens
- Geen nieuwe beroepstaken aan te nemen, nieuwe dingen uit angst
- Geen initiatief nieuwe contacten aangaan met anderen en zich zo onzichtbaar mogelijk opstellen als ze iemand nieuw ontmoeten, onder meer uit angst uitgelachen te worden
Sociale geremdheid, gevoelens van tekortschieten en extreem gevoelig zijn voor een negatieve beoordeling, adolescentie, min 4 kenmerken
- Vermijdt interpersoonlijke contacten vanwege angst voor kritiek of afwijzing
- Niet graag betrokken bij mensen, behalve wanneer men zeker is aardig te worden gevonden
- Gereserveerd in intieme relaties vanwege angst uitgelachen te worden
- Obsessief gericht op potentiele kritiek of afwijzing in sociale situaties
- Geremd in nieuwe interpersoonlijke situaties
- Vindt zichzelf sociaal onbeholpen of minderwaardig tov anderen
- Wil geen nieuwe activiteiten ontplooien omdat hen dit in verlegenheid kan brengen
Beschrijf 8 kenmerken van afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis (cluster C)
- Idee niet voor zichzelf kunnen zorgen, willen anderen om zich aan vast te kunnen klampen
- Anderen vragen beslissingen te nemen voor hen, omdat ze het idee hebben daar zelf niet toe in staat te zijn
- Anderen gelijk geven, ookal zijn ze het feitelijk oneens met hen, uit angst hen te verliezen
- Volledig in beslag genomen worden door angst alleen gelaten te worden
Excessieve behoefte verzorgd te worden –> onderdanig gedrag en angst voor verlating, adolescentie, min 5:
- Moeite nemen alledaagse beslissingen zonder uitgebreid advies en geruststelling van anderen te hebben gekregen
- Wil dat anderen verantwoordelijk zijn voor belangrijke gebieden van het eigen leven
- Moeite met meningsverschillen, omdat men bang is steun te verliezen
- Moeilijk om initiatief te nemen of alleen dingen te ondernemen, eerder vanwege een gebrek aan zelfvertrouwen dan uit een gebrek aan motivatie of energie
- Gaat extreem ver voor steun van anderen
- Voelt zichzelf hulpeloos zonder anderen
- Zoekt direct een nieuwe relatie zodra een relatie beëindigd is
- Obsessieve en ireële angst om alleen gelaten te worden
Noem 8 kenmerken van dwangmatige-persoonlijkheidsstoornis (cluster C)
- Orde en perfectionisme
- Lijstjes, details rondom hun werk, amper tijd voor ontspanning
- ‘door de bomen het bos niet meer zien’, minder efficiënt in uitvoeren taken
- Streng voor zichzelf, scrupuleus en gierig
- Moreel hoogdravend, bijv mening dat regels onder alle omstandigheden gevolgd moeten worden
- Koppig + star, niet bereid aanpassen aan anderen
- Strenge eisen ook op andere en laatdunkend uitlaten over de ‘zwakheden’ en slordigheden van anderen
- Zo gericht op details, regels, orde, organisatie, lijstjes, schema’s dat doel uit oog wordt verloren
- Perfectionistisch staat uitvoeren taken in de weg
- Extreem gericht op werk en productiviteit
- Extreem zorgvuldig en niet flexibel wanneer het gaat om morele, ethische zaken
- Niet in staat oude voorwerpen weg te gooien
- Wil niet delegeren of samenwerken, behalve als het precies op de eigen manier gebeurt
- Geeft moeilijk geld uit omdat men belangrijk vindt dit te bewaren voor een eventuele noodzaak in de toekomst
- Rigide en koppig
Welke veranderingen in persoonlijheidsstoornissen zijn aangebracht in de DSM-5 tov DSM-IV?
- Nadruk op gedragspatronen maar ook daarbuiten, bv interpersoonlijk fucntioneren
- Multi-axiale systeem verwijderd (geen aparte ‘as’ maar zelfde als andere psychische stoornissen)
- Alternatieve benadering voor diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen toegevoegd (beperking in algemeen persoonlijkheidsfunctionergen is uitgangspunt –> vaststellen bijdragende trekken. Voordeel: individuele verschillen toestaan, past beter bij huidige etiologische kennis en dus behandelbehoefte)
Vanuit welke 3 visies kan etiologie van persoonlijkheidsstoornissen verklaard worden?
- Biologisch
- Cognitief
- Psychodynamisch
Beschrijf de etiologie van persoonlijkheidsstoornissen (PS) vanuit de biologische visie
- Vooral aanwijzingen voor biologische grondslag van antisociale-PS
- Meta-analyse Moffit (2005): tweelingen 40-50% antisociaal gedrag genetisch
- Andere studies: groter volume white matter in corpus callosum (Raine et al 2006). Rol bij cognitie, affect en emotieregulatie
- Toename interhemisferische functionele connectiviteit en disregulatie 5-HT + DA (Soderstrom et al., 2011)
- Bio+sociale factoren verklaren antisociaal en geweldadig gedrag. vb: kinderen die het meeste antisociale gedrag laten zien zijn langdurig en/of meermaals misbruikt en vertonen daarnaast een lage MAOA-gen-activiteit - Borderline-PS ((in)direct genetisch effect vooral bij stabiele trekken; instabiele trekken door omgeving; kleinere HC en amygdala; disfucntie PFC en orbitofrontale cortex en 5-HT disfuncties)
- Cluster A-stoornissen:
- sterke biologische grondslag: schizotypische patienten minder temporaal volume (net als schizofrenie patienten –> zelfde spectrum)
- Schizotypisch-PS vaker bij 1e graad familie van schizofrene clienten
- Evolutietheorie: overerfbare genen voordelig voor overleven van soort; verhoogde kwetsbaarheid voor psychose blijkt creatiever te zijn en groter probleemoplossend vermogen
- Verschil schizotypische-PS en schizofrenie: schizotypsiche-PS frontaalkwab intact, striatala DA activiteit afgenomen
Beschrijf de etiologie van persoonlijkheidsstoornissen (PS) vanuit de cognitieve visie
- Cognitieve schema’s (Beck): informatievewerking; disfucntioneler, negatiever en zelfonderhoudend bij PS.
- Schema’s medierende relatie hebben tussen vroegere kwetsbaarheidsfactoren en persoonlijkheidsstoornissen (onderzoek: Misbruik kindertijd –> borderline-gerelateerde schema’s –> borderline)
- Voorbeelden disfunctionele cognitieve schema’s
- Schemamodi (Young, Klosko & Weishaar, 2003) - Cognitieve biases
Beschrijf schemamodi (Young, Klosko & Weishaar, 2003):
- Momentane (state) constellaties van emoties, gedragingen en overtuivingen.
- PS clienten: veel verschillende schemamodi, wisselen vaak;
- Sterker bij PS clienten dan gezonden, of bij clieneten met klinische. (as I-) stoornissen;
- Borderline en vermijdende-PS gekenmerkt door groot aantal modi; borderline sterke switch in modi bij trauma stimuli –> onthechting modus
- Geen specifieke modi voor schizotypische en schizoide-PS;
- Antisociale clieten rapporeren enkel woede en aggressie-gerelateerde modie, geen kwetsbare
Benoem voor elke vorm van PS een voorbeeld van een disfunctioneel cognitief schema
- Paranoide-PS: ik kan anderen niet vertrouwen
- Narcistisch: Omdat ik speciaal ben, verdien ik speciale regels
- Borderline: Ik verdien straf
- Vermijdend: Als mensen me echt zouden kennen, zouden ze me afwijzen
- Afhankelijke: Ik heb anderen nodig om te overleven, om gelukkig te zijn
- Dwangmatige: Anderen zouden beter hun best moeten doen
Beschrijf cognitieve biases voor PS
- Schematische fouten in informatieverwerking
- Dwangmatige-PS clienten: verhoogde aandacht voor detail
- Borderline-PS: verhoogde aandacht voor negatieve of borderlinespecifieke woorden, zoals misbruik of verlating
Beschrijf de etiologie van persoonlijkheidsstoornissen (PS) vanuit de psychodynamische visie
- Vroege ideeën, Freud
- Object-relatietheorie, Kernberg
Beschrijf de etiologie van PS vanuit traumata in de kindertijd
- Geschiedenis van misbruik en verwaarlozing kind –> 4x meer kans op PS volwassenheid
- Borderline-PS - seksueel en emotioneel misbruik, cluster C-PS - emotioneel misbruik
antisociale-PS - fysiek misbruik en verwaarlozing
Beschrijf de etiologie van PS vanuit de psychodynamische visie van Freud
Vroege ideeën
1. Dwang-PS: superego overontwikkeld, gedreven door moraliteitsprincipe
2. Antisociale-PS: superego onderontwikkeld –> vrijheid schade aanrichten zonder schuldgevoel
-3. Verdedigingsmechanismen belangrijk: histrionische clienten overmadig gebruik repressie (onderdrukken onplezierige gedachten uit het bewustzijn)
4. PS zou ook kunnen ontstaan door stagnatie van een persoonlijkheidsontwikkelingsfasen
Beschrijf de etiologie van PS vanuit de psychodynamische visie van de object-relatietheorie van Kernberg
- Type PS ingedeeld in neurotische- borderline of psychotische-persoonlijkheidsorganisatie; beinvloed door Freuds persoonlijkheidsmodel (oplopende beperking)
- Meeste PS in borderline-organisatieniveau waarin realiteitstoetsing intact, identiteit minder geïntegreerd (korte dissociaties of psychotische episoden)
- Psychotisch niveau: totaal gebrek identiteit, extreme agressie (vergelijkbaar atypsiche psychotische stoornis); geen DSM-PS die onder dit psychotische niveau wordt ingedeeld
Beschrijf de prevalentie van PS
- Willekeurige PS in algemeen: 4.4 - 15.7%
- Schizotypisch: 0.6-1.6%
Schizoide 0.8-1.7%
Paranoide 0.7-2.4%
borderline 0.5-3.9%
narcistisch 0.03-2.7%
antisociaal 0.6-4.1%
histrionische 0.2-2.9%
dwangmatig 1.3-4.7%
vermijdend 1.0-6.4%
afhankelijke 0.1-1.5% - Cluster A: mannen 2.2 vrouwen 1.1
Cluster B: mannen 2.0 vrouwen 0.5
Cluster C: mannen 3.2 vrouwen 2.0 - Mannen: meer antisociale en narcistische PS
vrouwen: borderline en histrionische-PS - Algemeen PS op specialistische GGZ: 62.8-83.6%
- In kliniek meer vermijdende en borderline-PS dan in niet-klinische populatie
Welke 3 diagnostische methoden worden gebruikt voor PS?
- Interviews
- Collaterale informatie
Beschijf kenmerken van PS-diagnose stellen
- Langetermijnfuntioneren van persoon evalueren
- Interview voorkeur over zelfrapportage (wegens vervolgvragen en voorbeelden)
- <18 jr diagnose alleen als > jaar symp en onwaarschijnlijk dat het komt door specifieke (voorbijgaande) ontwikkelingsfase
- Volwassenen: interviewer moet 3 P’s vragen voor criterium
Beschrijf 3 interviews voor PS diagnose
- SCID-II: systematisch alle DSM-PS criteria uitvragen; uitgebreide training interviewer; goed tot excellente interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
- SIDP-IV (structured interview for DSM-IV-R PErsonality): lijkt op SCID-II maar thematisch georganiseerd (bv werk, interpersoonlijke relaties, emoties) ipv volgens de verschillende persoonlijkheidsstoornissen
- Assessment of personality diagnostic questionnaire DSM-IV-versie: pen en papier; 94 items, dimensionele en categorieale diagnose
Waarom is collaterale informatie belangrijk bij diagnostiek van PS?
- Door de egosyntone aard van PS beperkt inzicht in de eigen problematiek
- Vooral belangrijk bij diagnosticeren van antisociale-PS, omdat pathologisch liegen onderdeel uitmaakt van hun problematiek
Welke behandeling bestaat voor PS?
- Farmacotherapie
- Psychologische behandeling
Welke farmacotherapeutische middelen bestaan voor PS?
- Cluster A:
- antipsychotische medicatie kan pos invloed hebben op paranoide-PS
- lage dosering risperidon –> vermindert ernst schizotypische-PS
- Cluster-A: eerder medicatie voor comoorbide stoornissen dan specifiek voor hun PS - Cluster B:
- Borderline: onderzoeksresultaten wisselend
- SSRI’s, lithium, betablokkers –> zouden vermindering agressief gedrag - Cluster C:
weinig onderzoeken
Welke psychologische behandeling bestaat voor PS?
- CGT
- Schematherapie
- Interpersoonlijke therapie
- Mentalisatiegebaseerde behandeling
- Dialectische gedragstherapie
Noem 4 kenmerken van CGT voor PS (Beck)
- Doel: normaliseren van vervormde patronen (schema’s) in denken client
- RCT –> CGT superieur tov kortdurende dynamische therapie (Emmelkamp et al 2006)
Open trial bij borderline-PS –> intensieve cogn therapie –> sign feffecten syptomen en beliefs (Brown et al., 2004) - Therapeut vraagt om interpretatie van verontrustende levensgebeurtenissen (obv beliefs) tga denkpatronen van client
- dmv cognitieve en gedragsmatige interventies –> interpertaties veranderen (bv empirische tests)
- Therapeutische alliantie: kwaliteit van de relatie tussen de therapeut en de client
Noem 4 kenmerken van schemagerichte therapie voor PS
- Cognitieve, experimentele, interpersoonlijke en gedragstechnieken. Doel = gezonde, volwassen deel van clienten ontwikkelen en plaats innemen van kinderlijke, immature responsen
- Therapeut: empathische, warme houding en verandert het gedrag dmv limited reparenting.
- Verminderen complexe persoonlijkheidspathologie
- RCT –> Langdurig individuele schematherapie effectiever dan psychodynamische behandeling voor borderline (tranference-focused psychotherapy, TFP) oa door herstelpercentage en stijging kwaliteit leven borderline PS; ook pos effecten combi schemagroepstherapie
Wat is limited reparenting?
Uitgangspunt: client is psychologisch en emotioneel onderontwikkeld; therapeut probeert een omgeving te creëren waarin hij/zij in beperkte mate de rol aanneemt van een hechtingsfiguur die in het leven van de client ontbrak
Beschrijf 4 kenmerken van interpersoonlijke therapie voor PS
- Doel: oplossen interpersoonlijke crisissen om levenssituatie te verbeteren en aantal symptomen te verminderen (Markowitz, 2012)
- Zou pos effect hebben op cluster B- en C problematiek vanwege interpersoonlijke focus
- Effectief voor borderline-PS (trial Markowitz)
- Combi met fluoxetine superieur in verbeteren levenskwaliteit en verminderen kernsymptomen van borderline-PS
Noem 4 kenmerken van mentalisatiegebaseerde therapie voor PS
- Mentaliseren
- Doel = stabiel zelfbeeld creeëren; kan ervoor zorgen dat clienten hun neiging om te externaliseren overstijgen en een gevoel van eigen identiteit ontwikkelen
- Veelgebruikt bij borderline-PS; Effectief in terugdringen oa suicidepogingen en verbeteren interpersoonlijk functioneren
- Matig - grote effecten in verandering stress die wordt veroorzaakt door borderline-symtomen, sociaal en interpersoonlijk functioenren en ernst van borderlinepathologie
Wat is mentaliseren?
Mensen leren gedrag (eigen en dat van anderen) herkennen als bewust gedrag dat een bedoeling en betekenis heeft; veronderstelt dat we een beeld kunnen vormen van onszelf en anderen; therapie stelt dat het beeld van de ‘zelf’ en ‘de ander’ een duidelijk geheel moet zijn
Beschrijf 3 kenmerken van dialectische gedragstherapie voor PS
- Specifieke behandeling voor borderline
- Aanname: borderlinepatient mist aantal vaardigheden, mn intermenselijk contact, zelfregulering, emotieregulering en frustratietolerantie
- Therapie: individueel + groepstherapie en telefonische coachitng: verwerven vaardigheden
- m.n effectief bij het verminderen van suicidaal gedrag, versterken zelfcontrole; ook: vermindering automutilatie, dissociatieve symptomen en tot beter algemeen welbevinden
Beschrijf de cognitieve oorzaken bij twee PS
Aanwijzingen voorinterpretatiebias:
1) Borderline-PS beschouwen ambigue gedrag van anderen eerder als afwijzend of agressief
2) vermijdend-PS geassocieerd met neiging anderen als ontwijkend of negatief oordelend te zien, zonder objectieve aanleiding