H18 Disruptieve, impuls, beheersings en andere gedragsstoornissen Flashcards

1
Q

Noem 5 disruptieve, impuls, beheersings en andere gedragsstoornissen

A
  1. Oppositionele-opstandige stoornis (OOS)
  2. Periodieke explosieve stoornis (PES)
  3. Normoverschrijdende-gedragsstoornis
  4. Pyromanie
  5. Kleptomanie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem 5 kenmerken van OOS

A
  1. Brutaal, opstandig gedrag, prikkelbaarheid of boosheid
  2. Langere tijd en negatieve invloed op sociaal, school of beroepsmatig functioneren
  3. Conflicten met autoriteitsfiguren, twistziek, koppig, houden zich niet aan regels en volgen aanwijzingen slecht op
  4. Grenzen van anderen opzoeken en bewust ergeren; hatelijk of wraakzuchtig; anderen schuld van problemen geven
  5. Beschouwen zichzelf niet als boos, dwars of ongehoorzaam; rechtvaardigen hun gedrag als redelijke reacties op onredelijke eisen van anderen of op oneerlijke omstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 risico’s hangen samen met OOS?

A
  1. Emotionele kenmerken: ontwikkelen angsttoornis of depressieve stoornis
  2. Gedragskenmerken en wraakzucht: ontwikkelen van een normoverschrijdend-gedragsstoornis en gelinquent gedrag
  3. > / 6 mnd min 1x per week. Kinderen <5 jaar: 6mnd op meeste dagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem 3 vroege symptomen van OOS

A
  1. Eerst in thuissituatie
  2. Later ook in andere omgevingen (school, relaties leeftijdsgenoten, werk)
  3. licht, matig, ernstige vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de prevalentie en comorbiditeit van OOS?

A

Prevalentie:
1. ~12 jr, duurt gemid 6 jaar
2. 70% mensen met OOS geen symptomen na 18 jr
3. 2.6-3.3%; tot adolescentie hoger bij jongens (1.4:1) daarna gelijk

Comorbiditeit:
1. ADHD (45%), angst- en depressieve stoornissen
2. OOS vaak vooraf aan normoverschrijdend-gedragsstoornis
3. Differentiaaldiagnosen: ADHD, normoverschrijdend-gedragsstoornis, stemmingsstoornissen, disruptieve-stemmingsregulatiestoornis, periodiek explosieve stoornis, verstandelijke beperking, taalstoornis, sociale-angststoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de etiologie van OOS?

A
  1. Psychologisch: lage SES, relatieproblemen ouders, gebrekkige opvoedingsstijlen (inconsequent omgaan ongewenst gedrag, verwaarlozing en/of overdreven hard straffen, psychische stoornissen en/of middelengebruik ouders)
  2. Neurobiologisch: orbitofrontale cortex en amygdala functioneren niet optimaal bij kinderen en adolescenten met OOS of normoverschrijdende-gedragsstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke diagnostische methoden bestaan voor OOS?

A
  1. CIDI: bij volwassen om OOS-symptomen in kindertijd en adolescentie uit te vragen en of afgelopen jaar
  2. SCICA: systematisch vaststellen van emotionele en/of gedragsproblemen bij kinderen en adolescenten
  3. CBCL. Child behavior checklist. vaststellen problemen in beheersing van gedrag en emotie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke behandeling bestaat voor OOS?

A
  1. Veelgebruikt en effectief: Oudertraining (kinderen <12jr), CGT (aanvulling op oudertraining >12 jr), multisysteemtherapie (adolescenten met ernstig antisociaal gedrag)
  2. PMTO: Parent Management Training Oregon. Toepassen effectieve opvoedingsstrategieën –> verminderen gedragsproblemen kinderen
  3. MST: multisysteemtherapie: systeem rond het kind, positief effect op criminele recidive, uithuisplaatsingen en schoolverzuim
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem 4 kenmerken van periodiek explosieve stoornis (PES)

A
  1. Niet kunnen beheersen van impulsief fysiek en/of verbaal agressief gedrag –> terugkerende agressieve uitbarstingen
  2. Komen snel opzetten, niet instrumenteel of gepland
  3. Buitensporig ivt veroorzakende gebeurtenis; aak als reactie op minimale provocatie door iemand uit nabije omgeving
  4. Uitbarstingen veroorzaken lijdensdruk en/of beperkingen in psychosociaal functioneren patient
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de prevalentie en comorbiditeit van PES?

A

Prevalentie
1. Lifetime 5.4%; eenjarige 2.7%;
2. man - vrouw 1.7 :1
3. <44 jr, laag opleidingsniveau

Comorbiditeit
1. 66% ook andere DSM-IV stoornis
2. Meest voorkomend: angststoornissen, middelen/verslavings. Anders: depressieve-stemmingsstoornissen. PES vakak eerder dan comorbide stoornissen
3. Differentiaaldiagnosen: disruptieve-stemmingsdisregulatiestoornis, antisociale- of borderline-persoonlijkheidsstoornis, delirium, neurocogn stoornis, persoonlijkheisverandering door een somatische aandoening en intoxicatie door of onttrekkingsverschijnselen van een middel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de etiologie van PES?

A
  1. Genetisch effect voor agressie en impulsief gedrag
  2. Orbitofrontale cortex en limbisch systeem
  3. Meer bij slachtoffers geweld, geweld van dichtbij meegemaakt of traumatische levensgebeurtenissen hebben gehad
  4. PES gevolg van fysiek letsel (closed head injury) of louter psychologische gevolgen van opgroeien in geweldadige omgeving?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke diagnostische methoden en behandeling bestaan voor PES?

A

Methoden:
1. IED interview: intermittent explosive disorder interview. Kwanti (freq) en kwali (beschrijving gedrag) informatie over uitbarstingen
2. Aanvullend SCID-I: vaststellen DSM-IV stoornissen en impulsbeheersing, waaronder PES

Behandeling:
1. Farmaco: antidepressiva en anti-epileptica (Divalproex)
2. CGT –> minder fysieke en verbale agressieve uitingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 4 kenmerken van normoverschrijdend-gedragsstoornis

A
  1. Gebrek aan respect voor regels, maatschappelijke waarden en normen en gevoelens van anderen
  2. –> aanhoudend patroon van divers en zich herhalend wangedrag (lich en verbale agressie en diefstal, vernieling, misleiding, bedrog, manipulatie)
  3. Intenties van anderen vijandiger of agressiever interpreteren dan ze in werkelijkheid zijn –> agressief reageren
  4. Gedrag in meerdere settings
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke subtypen heeft normoverschrijdend-gedragsstoornis?

A
  1. Met begin in kindertijd. Life-course-persistent
  2. Met begin in adolescentie. Adolescence-limited
    Licht - matig - ernstig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de prevalentie en comorbiditeit van normoverschrijdend-gedragsstoornis?

A
  1. 1 vd meest voorkomende psychiatrische stoornissen bij kinderen.
  2. Onset 11.6 jr
  3. eenjaarsprevalentie: 2-10%, man vrouw 2.1 - 4.1
  4. 5.6% volwassenen heeft normoverschrijdend-stoornis in kindertijd gehad

Comorbi
1. ADHD en OOS; vooral ADHD hangt samen met verhoogd risico op antisociaal gedrag en geweld in volwassenheid
2. Hoger bij mannen
3. Overig: stemmings- en angststoornissen, specifieke leerstoornis, middelgerelateerde stoornis
4. Differentiaaldiagnosen: stemmingsstoornissen, POS, aanpassingsstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de etiologie van normoverschrijdend-gedragsstoornis?

A
  1. Subtype kindertijd: grotere invloed genetische factoren; chronischer en ernstiger verloop, grotere kans op ontwikkelen antisociale persoonlijkheidsstoornis
  2. Ouders ADHD, normoverschrijdend-gedragsstoornis, stemmingsstoornissen, schizofrenie of alcoholgebruik stoornis –> kinderen verhoogde kans normoverschrijdend-gedragsstoornis
  3. Neurobiologie: PFC, limbisch systeem (amygdala) rol emotieverwerking/regulatie/executieve functies
  4. Omgeving: psychische en lichamelijke mishandeling, seksueel misbruik, gebrek aan ouderlijk toezicht, uithuisplaatsing in instelling op jonge leeftijd, inconsequente of meedogenlzoze opvoedingstijl, echtelijke ruzies van de ouders, grote gezinsomvang, crimineel gedrag vd ouders, omgang met delinquente leeftijdsgenoten, hoge buurtcriminaliteit
17
Q

Welke diagnostische methoden en behandeling zijn er voor normoverschrijdend-gedragsstoornis?

A

Diagnostiek: zelfde als OOS (CIDI, SCICA, CBCL)
Behandeling: Zelfde psychologische als bij OOS (PMTO, CGT, MST); aanvulling met psychostimulantia (methylfenidaat) mn bij comorbide ADHD.

18
Q

Noem 4 kenmerken van pyromanie

A
  1. Doelbewust en herhaaldelijk stichten van brand; opluchting tijdens of na
  2. Voorafgegaan door spanning of emotionele opwinding
  3. Grote interesse en nieuwsgierigheid alles brand en vuur; soms lid vrijwillige brandweer
  4. Brandstichten heeft geen bijbedoeling
19
Q

Wat is de prevalentie en comorbiditeit van pyromanie?

A

Prevalentie:
met wraak of om iets te zien branden 1.7% man 0.4% vrouw
Recidiverende brandstichters: 3.3% criteria pyromanie

Comorbiditeit
1. Met kleptomanie, depressieve-stemmingsstoornissen en/of andere impulsbeheersingsstoornissen (bv compulsief koopgedrag)
2. Differentiaaldiagnosen: normoverschrijdend-gedragsstoornis, manische episode, antisociale persoonlijkheidsstoornis, schizofrenie, neurocogn stoornissen, verstandelijke beperking en intoxicatie door een middel

20
Q

Wat is de etiologie van pyromanie?

A

Mogelijke samenhang met verminderde inhibitie (impulscontrole) vanuit PFC

21
Q

Wat is de diagnostische methode en behandeling van pyromanie?

A

Diagnostiek: aanvullende module voor SCID-I: vaststellen DSM-IV stoornissen in de impulscontrolebeheersing waaronder pyromanie

behandeling: niets over vermeld in boek

22
Q

Noem 4 kenmerken van kleptomanie

A
  1. Herhaaldelijk artikelen stelen die men niet echt nodig heeft en waarbij het stelen niet gebeurt om er geld aan te verdienen
  2. Toenemende drang om iets te stelen en voelt zich daarna opgelucht
  3. Niet gepland; zonder rekening te houden met kans aangehouden te worden
  4. Vaak schaamte voor gedrag en feit dat het niet kan stoppen met stelen
23
Q

Wat is de prevalentie en comorbiditeit van kleptomanie?

A

Prevalentie: 0.3 - 0.6%; 3x zo vaak bij vrouwen, begint late adolescentie ~19 jr

Comorbiditeit
1. Stemmingsstoornissen, middelgerelateerde stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, eetstoornissen, andere impulsbeheersingsstoornissen
2. Differentiaaldiagnosen: normoverschrijdend-gedragsstoornis, antisociale-persoonlijkheidsstoornis

24
Q

Wat is de etiologie van kleptomanie?

A
  1. Middelgerelateerde stoornis (vooral alcohol) vaker bij 1e graadsfamilie
  2. Verslaving en kleptomanie zelfde onderliggende mechanismen (ondersteund door behandeleffect naltrexone)
25
Q

Wat zijn diagnostische methoden en behandeling van kleptomanie?

A

Diagnostiek:
SCI-K (structural clinical interview for kleptomania)
aanvullende module SCID-I

Behandeling
1. Naltrexone –> vermindering drang tot stelen en feitelijk stelen
2. CGT –> positieve uitkomsten

26
Q

Wat is een overeenkomst en verschillen tussen normoverschrijdend-gedragsstoornis, pyromanie en kleptomanie?

A

Overeenkomst:
Gedragspatroon waarbij grondrechten van anderen/maatschappelijke normen of regels geschonden.

Overeenkomende symptomen: vernielen eigendommen.

Verschil:
Normoverschrijdende-gedragsstoornis gaat het om gebrek aan respect voor regels, maatschappelijke normen en waarden en gevoelens van anderen en gevoelens van vijandigeid en wraakneiging.
Pyromanie en kleptomanie: ontlading van spanning en emotionele opwinding, lustgevoelens en voldoening van opluchting, fascinatie met de daad zelf.