H2 begrippen Flashcards
groep
twee of meer individuen in interactie, bewust van hun lidmaatschap van de groep en van de anderen die tot de groep behoren en die zich bewust zijn van hun positieve onderlinge afhankelijkheid terwijl ze naar gezamenlijke doelen streven
belangrijk aspect waarin categorieën verschillen
entitativiteit: mate waarin categorie afgescheiden is van andere categorieën, kenmerken die maken dat deze groep onderscheiden kan worden van andere groepen en 1 geheel vormt
hoge entativiteit
meer onderling afhankelijk, meer dicht verbonden lot/doel
uncertainty identity theory
tot groep behoren neemt onzekerheden over identiteit weg
group entitativity
hoe zichtbaar je kan afleiden dat een groep een groep is
groepsnormen
expliciete en/of impliciete regels en standaarden voor groepsleden die gedrag leiden en/of beperken
ethnomethodologie
vaststellen wat de sociale normen zijn door ander gedrag te stellen
5 fasen in inductief groepsvorming (Tuckman)
-forming: elkaar leren kennen
-storming: spanning en conflict
- norming: groepswaarden en - normen
- performing: optimaal presteren van groep
-adjourning: ontbinden van groep zodra doel bereikt
groepssocialisatiemodel
geeft weer wat er gebeurt als er een potentieel nieuw lid is bij een groep, geeft het komen en gaan van individuen weer over de tijd
- 3 basisprocessen (evaluatie - toewijding - roltransitie)
- en 5 fasen:
I. mogelijk lid: interesse in groep of in persoon
II. nieuw lid: socialisering (leren van groepsnormen), mogelijks initiatierituelen)
III. volledig lid; behoud in groep, onderhandelingen over rollen en koers van de groep (je hebt nu invloed!)
IV. marginaal lid: proberen terug meer bij de groep te horen door resocialisatie
V. Ex lid: uit de groep (moeten) gaan, deel geworden van groepsherinnering
groepscohesie
= groepssamenhang
is de andere leuk vinden obv gedeeld groepslidmaatschap en hun prototypicaliteit (sociale aantrekking)
- componenten van groepscohesie: persoonlijke attractie (de andere groepsleden individueel leuk vinden) - sociale attractie
=> leidt tot gevoel van geheel te zijn, solidariteit en eenheid
sociaal ostracisme
sociale uitsluiting
inclusie (+ 2 componenten ervan)
= groep die aantrekking voelt tot jou (<-> identificatie: jij voelt aantrekking tot groep)
2 componenten: authenticiteit en erbij horen
status
hoe belangrijk anderen je vinden, het respect dat je van anderen krijgt
vaardighedenbenadering
mate waarin status wordt toegekend aan iemand, wordt bepaald door match tussen
1. statuskenmerken van persoon
2. ideeën over welke kwaliteiten er nodig zijn om goed te presteren in de groep
multiculturalisme
erkennen van culturele verschillen, focus op toegevoegde waarde van verschillen
- ondersteund door minderheidsleden (voorkeur hiervoor)
- minderheidsleden voelen zich opgenomen in groep
- gerelateerd aan positieve attitude tov minderheidsgroep door meerderheid
- meerderheid voelt zich soms buitengesloten
kleurenblindheid
culturele verschillen negeren, gelijkheid benadrukken, focus op individu en overkoepelende identiteit
- ondersteund door meerderheidsleden
- meerderheidsleden voelen zich opgenomen in groep
- minderheidsleden voelen zich buitengesloten, druk om te assimileren
the jigsaw classroom
methode om inclusie en groepscohesie te verbeteren
- ieder persoon krijgt deelopdracht -> personen gaan samen in groep de info verwerken en worden expert in hun deeltje -> op einde groepjes gemaakt waarin steeds van elke deelopdracht 1 iemand in zit => ieder lid heeft unieke ervaring is van elkaar afhankelijk en moet wel met elkaar in interactie gaan om het uit te leggen
terror management theory
angst voor dood reduceren door lid te zijn van groep (dan blijf je in herinnering verder leven - onsterfelijk)
realistic conflict theory of intergroup behavior
mensen die doelen delen waarvoor ze onderling afhankelijk zijn van anderen zullen sneller tot een groep toetreden
groepsnormen
expliciete/impliciete regels of standaarden voor groepsleden die gedrag leiden of net beperken
zwarte-schaapeffect
neiging om deviant gedrag van een groepslid zwaarder e-te bestraffen dan zelfde gedrag van iemand die geen lid is
internalisatie van groepsnormen
groepsnormen worden ook gevolgd wanneer groep niet in de buurt is
plurastic ignorance
mensen hebben fout beeld van de groepsnormen en gedragen zich naar deze imaginaire vorm
deductieve groepsvorming
groep gevormd doordat een van bovenaf bepaald kenmerk gemeen hebben => gemeenschappelijke identiteit van bovenaf opgelegd
- je deelt bv. een bepaald kenmerk/label en daardoor behoor je automatisch tot groep
inductieve groepsvorming
door interactie vanop de bodem gemeenschappelijke identiteit samen bepalen => meer nadruk op interactie
- Deze methode wordt toegepast in verschillende groepen die zeer heterogeen zijn
groepsloyaliteit
in groep blijven terwijl je betere uitkomsten kunt bekomen als je groep verlaat
- hoe meer groepscohesie, hoe meer loyaliteit
functie van initiatierituelen
- symbolische functie (publiek erkennen dat je rol inneemt)
- leren van nieuwe norm tijdens ritueel
- loyaliteit creëren -> onaangename rituelen leiden tot meer loyaliteit dan aangename (verklaring: cognitieve dissonantie)