H11 begrippen Flashcards

1
Q

intergroepsgedrag

A

gebeurt wanneer sociale interactie tussen personen beïnvloed wordt door het bewustzijn van en identificatie met verschillende groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

realistische conflicttheorie

A

een sociale psychologie theorie die stelt dat intergroepsconflict, vooroordelen, en discriminatie ontstaan als gevolg van directe competitie tussen groepen om schaarse middelen.
=> tegengestelde groepsdoelen leiden tot conflict en discriminatie
=> Omgekeerd kan je groepen verzoenen en tot intergroeps cooperatie komen, wanneer er overkoepelende doelen zijn, doelen waarvoor je net moet samenwerken om ze te bereiken (‘positieve interdependentie’).
- nadruk op middelen en doelen waarnaar gestreefd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociale identiteitstheorie inzake intergroepsconflict

A

het gaat niet enkel om middelen maar ook identiteiten
- conflict kan ontstaan obv inhoudelijke aspecten (ID, waarden)
- andere groep gezien als bedreiging van sociale identiteit => groepscompetitie en conflict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geïntegreerde dreiging theorie

A

= Integrated Threath theory (ITT)
Groepsconflict ontstaan wanneer het gedrag, opvattingen of kenmerken van een andere groep worden gepercipieerd als dreiging voor de doelen OF uitkomsten vd eigen groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

realtistische/ instrumentele dreiging

A

bedreigingen van economische groepsbelangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

symbolische dreigingen

A

bedreigingen van groepsnormen en -waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Allports contacthypothese

A

we hebben vaak vooroordelen en negatieve houding tov bepaalde groepen, deels omdat we deze mensen niet kennen
=> meer contact kan leiden tot meer positieve attitudes tov outgroups

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voorwaarden voor succesvolle verbetering attitudes na contact

A
  • contact voldoende lang zijn om te generaliseren naar volledige groep
  • er moet coöperatief doel zijn (samenwerken ipv competitie)
  • voldoende officiële steun van omgeving/instanties
  • mensen moeten gelijke status hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

indirect intergroepscontact

A

je hebt niet zelf contact, maar je hebt vrienden die contact hebben met leden van andere sociale groep => positieve attitude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

imaginaire intergroepscontact

A

jezelf contact inbeelden => positief effect attitude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Parasociaal contact

A

blootgesteld wordt aan andere groepen via media
- media heeft informerende functie: moet publiek vertellen wat er gebeurt MAAR vnl negatieve intergroepsgebeurtenissen afgebeeld - bij criminele feiten wordt nationaliteit van culturele minderheden veel vaker vermeld dan van meerderheidsleden - klein feit wordt gegeneraliseerd naar hele groep
=> media kan haar generalisatie voorkomen door meer genuanceerd beeld te tonen => zo vervilt het haar informerende stukje zelfs nog meer door vollediger beeld te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly