H1.2 Flashcards

1
Q

Verloop zuurstofarm bloed

A
  1. v. cava inferior
  2. rechter atrium
  3. valva tricuspidalis
  4. rechter ventrikel
  5. valva trunci pulmonalis
  6. truncus pulmonalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verloop zuurstofrijk bloed

A
  1. vv. pulmonalis
  2. linker atrium
  3. valva mitralis
  4. linker ventrikel
  5. valva aortae
  6. aorta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Endocard

A
  • Binnenkant hart
  • Laagje endotheel met laagje bindweefsel
  • Tunica intima
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Myocard

A
  • Spierweefsel, zorgt voor contractie
  • Tunica media
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Epicard

A
  • Buitenkant hart
  • Bindweefsel rondom
  • Tunica adventitia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is er transport van vloed en lymfe?

A
  • Stofwisseling (zuurstof en voedingsstoffen)
  • Communicatie tussen cellen (hormonen)
  • Bestrijding van ontstekingen (door witte bloedcellen, antilichamen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie krijgen in rust veel bloed? (2)

A
  • Verteringsorganen
  • Nieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wie krijgen tijdens inspanning veel bloed?

A

Skeletspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verloop vaten

A
  • Elastische arteriën
  • Musculeuze arteriën
  • Kleinere arteriën
  • Arteriolen
  • Capillairen
  • Postcapillaire venulen
  • Musculeuze venulen
  • Middelgrote venen
  • Grote venen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Functie van musculeuze arteriën

A

Regulatie bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Functie elasticiteit

A

Opslag van energie tijdens systole, hierdoor wordt het bloeddruk verval tussen systole en diastole verkleind

Goed druk opvangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Windketeleffect

A

Opvangen / reguleren van bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aorta tijdens het leven

A

Geboorte: musculair
Daarna: elastisch
Daarna: minder elastisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bestanddelen vaatwand

A
  • Tunica intima
  • Tunica media
  • Tunica adventitia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lumen

A
  • Binnenkant vaatwand
  • Altijd bekleed met endotheel!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Histologisch plaatje

A
  • Paarse puntjes: endotheelcellen
  • Kronkellijntje: lamina elastica interna
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Tunica intima (3)

A
  • Endotheelcellen
  • Subendotheliale laag (soms met gladde spiercellen en vezels)
  • Lamina elastica interna
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar is de lamina elastica interna niet goed te zien?

A

Venen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Tunica media (4)

A
  • Gladde spiercellen (circulair)
  • Elastische / lamellaire / collagene vezels om druk op te vangen
  • GEEN fibroblasten
  • Dunne laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Tunica adventitia (3)

A
  • Bindweefsel (losmazig, collageen, longitudinaal)
  • Vasa vasorum
  • Nervi vascularis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Vasa vasorum
Waar komen ze voor?
Functie?

A

Voorzien grotere vaten van bloed t/m buitenste deel

In grote vaten

Nodig voor stofwisseling van buitenste deel van de vaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Nervi vascularis

A

Betrokken bij vasoconstrictie en vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bloeddruk verloop in arteriën

A
  • Hoog in arteriën
  • Lager bij vertakkingen
  • Laagst bij capillairen
  • Wordt pas weer hoger bij rechter atrium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar het grootste drukverschil?

A

Arteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Diameter

A
  • Arteriën groot
  • Capillairen klein
  • Venulen > arteriën
26
Q

Waar is het volume het grootst?

A

Venen

27
Q

Drie typen arteriën

A
  1. Elastisch
  2. Musculeus
  3. Arteriolen
28
Q

Elastische arteriën (4)

A
  • Groot
  • Grotere tunica media
  • Meer zwarte draadjes = elastine
  • Aorta
29
Q

Musculeus (2)

A
  • Middelgroot
  • Lamina elastica interna en externa beter zichtbaar, omdat musculeuze arteriën minder elastine bevatten
30
Q

Arteriolen (4)

A
  • Erg klein
  • Tunica media is 1-2 spierlagen dik
  • Zorgen voor bloeddrukregulatie
  • Grootste drukverschil
31
Q

Capillairen (extra info)

A
  • Kleiner
  • 4-10 micrometer
  • Gemiddelde lengte van 50 micrometer
  • 90% vasculatuur
  • 100.000 km
  • 5000 m2 oppervlak
32
Q

Capillairen

A
  • Uitwisseling van stoffen
  • Geen gladde spiercel laag meer nodig
  • Bestaat alleen uit endotheel
33
Q

Venen (3)

A
  • Belangrijk het een reservoir functie heeft
  • Moet kunnen oprekken
  • Hoe groter het vat, hoe meer glad spierweefsel
34
Q

Doorsnede capillair

A
  • Endotheellaag
  • Pericyt -> functie als gladde spiercel
  • 1 Erytrocyt
35
Q

Drie typen capillairen

A
  1. Continue
  2. Gefenestreerde
  3. Sinusoïden
36
Q

Continue capillairen

A
  • Endotheelcel zonder gaten
  • In hersenen
37
Q

Gefenestreerde capillairen

A
  • Gaatjes
  • In endocriene klieren waar eiwitten door de gaten heen moeten
  • Darmen, nieren, galblaas
38
Q

Sinusoïden

A
  • Fenestrae zonder diafragma met vergrote diameter
  • In lever, milt, beenmerg waar nog structuren moet intreden/uittreden
39
Q

Eigenschap capillairen in bloed-hersenbarriere

A

Impermeabel

40
Q

Op wie lijken postcapillaire venulen?

A

Capillairen

41
Q

Kenmerken lymfevaten

A
  • Dunwandig
  • Voeren overtollig vocht uit weefsel af
  • Niet te onderscheiden van vene
42
Q

Uitmonding lymfevaten

A

Eindigen in ductus thoracicus en rechter ductus lymphaticus voordat ze in bloed uitmonden

43
Q

Hoe onderscheid maken tussen venulen en lymfevaten?

A

Kijken of er rode bloedcellen aanwezig zijn, dan is het een venule

44
Q

Arteriosclerose

A

Verharding vaatwand:
- Excentrisch
- Concentrisch

45
Q

Atherosclerose

A
  • Vorm van arteriosclerose
  • Vet hoopt aan endotheellaag van bloedvat op
  • Excentrisch (deel)
  • Verstijving vaatwand
46
Q

Gevolg atherosclerose (direct)

A
  • Door de ophoping gaat de anti-trombogene werking van endotheelcellen verloren
  • Bloedpropjes aan de plaque
  • Verstijving vaatwand
47
Q

Fibrous cap

A

Laag spiercellen om de vetophoping heen

48
Q

Vetophoping

A

Athenoom

49
Q

Gevolg als de kap scheurt

A

Trombus en vat wordt afgesloten

50
Q

Waar gebeurt atherosclerose vaak?

A

In coronairvaten, omdat de kap daar erg dun is

51
Q

Gevolg atherosclerose (indirect)

A

Dissectie, ruptuur, aneurysma, hartinfarct

52
Q

Hoe ontstaat hartinfarct?

A

Wanneer atherosclerose de doorstroom van bloed in coronairvaten verhindert, waardoor de hartspier beschadigd raakt

53
Q

Twee vormen bij arteriosclerose concentrisch

A
  1. Monckeberge media sclerose
  2. Arteriosclerose
54
Q

Waar vindt monckeberge media sclerose plaats + probleem

A
  • Musculeuze arteriën
  • Tunica media en je krijgt verkalking
55
Q

Waarom vindt sclerose niet in elastische vaten plaats?

A

Door de elastinvezels die kunnen meeveren

56
Q

Arteriosclerose

A

Hyperplastisch of met hyaline

57
Q

Risicofactoren voor atherosclerose

A

Genetisch, geslacht, leeftijd, hyperlipidemie, hypertensie, roken, diabetes mellitus, ontsteking

58
Q

Aneurysma

A

Verdikking of verwijding in een bloedvat (tunica media)

59
Q

Hoe ontstaat aneurysma?

A

Verslapping vaatwand / kapotte endotheellaag

Bloed hoopt op in holten en stolt daar als gevolg van kapotte endotheellaag. Als de verwijding te dik wordt, zal het bloedvat knappen en ontstaat er een bloeding

Dissectie, ruptuur

60
Q

Risicofactoren aneurysma

A
  • Atherosclerose
  • Hypertensie
  • Bindweefselziekten (Marfan, Ehlers-Danlos)
61
Q

Dissectie

A

Lekkage in de wand van een bloedvat

Tunica media en intima laten los waardoor het bloed tussen de lagen van de wand lekt

62
Q

Risicofactoren dissectie

A
  • Hypertensie
  • Bindweefselziekten (Marfan, Ehlers-Danlos)
  • Geslacht -> zwangerschap