FS stellingen Flashcards

1
Q

Creatinekinase ondersteunt de afbraak van creatinefosfaat naar ATP

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Creatinefosfaat heeft van alle energiebronnen de grootste capaciteit.

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De energielevering uit vetten heeft het grootste vermogen.

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Per tijdseenheid kan de meeste energie aangevuld worden uit de anaerobe glycolyse.

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij de anaerobe glycolyse wordt ATP afgebroken tot energie, CO2 en H2O.

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ATPase ondersteunt de afbraak van ATP tot o.a. energie.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het anaerobe alactische systeem kan per tijdseenheid de meeste ATP’s leveren.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Andere benamingen voor het melkzuursysteem zijn anaerobe glycolyse en anaerobe lactische systeem.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij de anaerobe glycolyse wordt lactaat verbrand.

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij de aerobe glycolyse vindt een onvolledige verbranding van glucose plaats.

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Glucose kan met behulp van het hormoon glucagon opgeslagen worden in lever en spier.

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De opgeslagen vorm van glucose heet glycogeen.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer de suikervoorraad in de spieren en lever op zijn, komt de glycolyse op gang.

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De gluconeogenese wordt gestimuleerd door insuline.

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cortisol komt o.a. vrij als gevolg van stress.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cortisol komt verhoogd vrij na een pittige inspanning (op 85% van HHR) van ongeveer 1.5u.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Het lactische uithoudingsvermogen is afhankelijk van de buffering van lactaat.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De lactaatdrempel wordt pas bij een hogere intensiteit bereikt door aerobe training dan door training van de anaerobe glycolyse.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Het omslagpunt ligt rond de VO2max.

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Het algemene uithoudingvermogen is afhankelijk van de VO2 max.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Het spieruithoudingsvermogen voor type I spiervezels is hoger dan van type II spiervezels.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Type II spiervezels bevatten meer mitochondria dan type I spiervezels.

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Het anaerobe alactische uithoudingsvermogen wordt bepaald door de hoeveelheid ATP en creatinefosfaat.

24
Q

Het lokaal uithoudingsvermogen is o.a. afhankelijk van de hoeveelheid myoglobine in de spier.

25
Het zuurstofoverschot na inspanning dient alleen ter aanvulling van glycogeen.
Onjuist
26
De meeste glycogeen zit opgeslagen in de lever.
Onjuist
27
Een cooling down zorgt ervoor dat creatinefosfaat sneller weer aangevuld wordt.
Onjuist
28
Het duurt ongeveer 45-90 minuten voordat de totale hoeveelheid glycogeen weer aangevuld is na volledige uitputting.
Onjuist
29
Wanneer jij het anaerobe alactische uithoudingsvermogen wilt verbeteren is een intervaltraining met belastingintervallen van rond de 10 seconden en rustintervallen van rond de 30 seconden een juiste methode.
Juist
30
Door statisch rekken voor de inspanning stijgt de explosiviteit van de gerekte spieren.
Onjuist
31
Als gevolg van een periode van cardiotraining vindt er een toename plaats van de maximale hartfrequentie.
Onjuist
32
Als gevolg van een periode van cardiotraining vindt er een toename plaats van het arterio-veneus zuurstofverschil.
Juist
33
De VO2max wordt voor het grootste gedeelte bepaald door de trainingstoestand van een individu.
Onjuist (grootste deel is genetisch bepaald)
34
Een aeroob getraind persoon van 75 kg heeft gemiddeld meer bloedvolume dan een ongetraind persoon van 75 kg.
Juist
35
Na een trainingsperiode van het aeroob uithoudingsvermogen wordt de hematocrietwaarde van deze persoon hoger.
Onjuist
36
Als gevolg van krachttraining vindt er hypertrofie plaats van het myocard van het linker ventrikel.
Juist
37
Van iemand die aeroob getraind is zal de hartfrequentie na een inspanning sneller weer op het rustniveau zijn.
Juist
38
De arteriën van de pulmonale circulatie vervoeren zuurstofrijk bloed.
Onjuist
39
De coronaire circulatie is onderdeel van de systemische circulatie.
Juist
40
De venen van de systemische circulatie vervoeren zuurstofarm bloed.
Juist
41
In rust bevindt het meeste bloed zich in de arteriën.
Onjuist
42
Als gevolg van lichamelijke inspanning vermindert de doorbloeding van de hersenen.
Onjuist
43
Bij lichamelijke inspanning is de doorbloeding van de nieren gelijk aan de rustsituatie.
Juist
44
Tijdens de systole van het hart ontspannen de ventrikels.
Onjuist
45
Het einddiastolisch volume neemt toe wanneer we van rust naar inspanning gaan.
Juist
46
Rondom de bloedvaten vinden we glad spierweefsel welke kan zorgen voor vasoconstrictie van de bloedvaten.
Juist
47
Zonder atriumcontractie kunnen wij niet overleven.
Onjuist
48
Trombocyten zijn belangrijk voor het dichten van de bloedvaten nadat zij door bijvoorbeeld trauma zijn gescheurd.
Juist
49
De hematocriet van COPD patiënten is doorgaans hoger dan van gezonde personen.
Juist
50
Om de fasciculus vinden wij endomysium.
Onjuist
51
Type I spiervezel hypertrofiëert meer dan type II spiervezel.
Onjuist
52
Een myofibril is een eiwitstreng.
Juist
53
Training zorgt voor een toename van de botdichtheid.
Juist
54
Chronische hypertrofie wordt veroorzaakt door een toename van myofibrillen.
Juist
55
Het kapsel produceert synovia.
Juist