Dutch Vocabulary 7 Flashcards
melodie
melody
reis
trip
kantoor
office
ontvangen
receive
rij
row
mond
mouth
exacte
exact
symbool
symbol
sterven
die
minste
least
problemen
trouble
schreeuw
shout
behalve
except
schreef
wrote
zaad
seed
toon
tone
toetreden tot
join
suggereren
suggest
schoon
clean
break
break
dame
lady
yard
yard
stijgen
rise
slecht
bad
klap
blow
olie
oil
bloed
blood
aanraken
touch
groeide
grew
procent
cent
mengen
mix
team
team
draad
wire
kosten
cost
verloren
lost
bruin
brown
dragen
wear
tuin
garden
gelijk
equal
verzonden
sent
kiezen
choose
viel
fell
passen
fit
stromen
flow
eerlijk
fair
bank
bank
verzamelen
collect
besparen
save
controle
control
decimaal
decimal
oor
ear
anders
else
heel
quite
brak
broke
geval
case
midden
middle
doden
kill
zoon
son
meer
lake
momenteel
moment
schaal
scale
luid
loud
voorjaar
spring
waarnemen
observe
kind
child
straight
straight
medeklinker
consonant
natie
nation
woordenboek
dictionary
melk
milk
snelheid
speed
methode
method
orgel
organ
betalen
pay
leeftijd
age
sectie
section
kleding
dress
wolk
cloud
verrassing
surprise
rustig
quiet
steen
stone
minuscuul
tiny
klimmen
climb
koele
cool
ontwerp
design
slechte
poor
veel
lot
experiment
experiment
onderzijde
bottom
sleutel
key
ijzer
iron
enkelvoudige
single
stok
stick
flat
flat
twintig
twenty
huid
skin
glimlach
smile
vouw
crease
gat
hole
springen
jump