Dutch Vocabulary 2 Flashcards
een
any
nieuwe
new
werk
work
deel
part
nemen
take
krijgen
get
plaats
place
gemaakt
made
wonen
live
waar
where
na
after
terug
back
weinig
little
alleen
only
ronde
round
man
man
jaar
year
kwam
came
Show
show
elke
every
goed
good
mij
me
geven
give
onze
our
onder
under
naam
name
zeer
very
door
through
gewoon
just
vorm
form
zin
sentence
grote
great
denken
think
zeggen
say
helpen
help
laag
low
lijn
line
verschillen
differ
beurt
turn
oorzaak
cause
veel
much
betekenen
mean
voor
before
verhuizing
move
rechts
right
jongen
boy
oude
old
ook
too
hetzelfde
same
ze
she
alle
all
er
there
wanneer
when
omhoog
up
gebruiken
use
uw
your
manier
way
over
about
veel
many
dan
then
hen
them
schrijven
write
zou
would
zoals
like
dus
so
deze
these
haar
her
lang
long
maken
make
ding
thing
zien
see
hem
him
twee
two
heeft
has
kijken
look
meer
more
dag
day
kon
could
gaan
go
komen
come
deed
did
aantal
number
klinken
sound
geen
no
meest
most
mensen
people
mijn
my
meer dan
over
weten
know
water
water
dan
than
roep
call
eerste
first
die
who
kan
may
naar beneden
down
kant
side
geweest
been
nu
now
vinden
find