Dutch A1-A2 Babbel, Stage 6a, 17 Jan 2025 Flashcards
English
Dutch
I don’t go for the most muscular (lit. muscles), but for the most honest partner.
Ik ga niet voor de meeste spieren, maar voor de eerlijkste partner.
We want to go farther away on honeymoon.
We willen verder weg op huwelijksreis.
My boss is a real cliché: a fast (lit. faster) car, a young (lit. younger) woman, and a big (lit. fatter) belly.
Mijn baas is echt een cliché: een snellere auto, een jongere vrouw en een dikkere buik.
When my girlfriend looks at me with her sweetest smile, I do everything for her.
Als mijn vriendin me aankijkt met haar liefste glimlach, doe ik alles voor haar.
Tirza looks cute in that green dress!
Tirza ziet er leuk uit in die groene jurk!
A really attractive guy is working at the bar.
Aan de bar werkt een heel aantrekkelijke jongen.
Aisha always looks so serious… I find her really beautiful!
Aisha kijkt altijd zo serieus … ik vind haar echt leuk!
He looks kind of muscular.
Hij ziet er best wel gespierd uit.
Roel’s dancing is really funny (lit. dances very funny).
Roel danst heel grappig.
I find both of your sisters very friendly.
Ik vind jouw zusjes allebei heel aardig.
All your colleagues sincerely wish you a (speedy) recovery!
Alle collega’s wensen je van harte beterschap!
Hans is getting a visit from his family in the hospital tomorrow.
Hans krijgt morgen zijn familie op bezoek in het ziekenhuis.
I don’t feel so well.
Ik voel me niet zo lekker.
There’s a slight bruise, but there’s nothing broken.
Het is een lichte kneuzing, maar er is dus niets gebroken.
Be careful not to bump (lit. knock) your head!
Pas op, dat je je hoofd niet stoot!
I laughed so hard that I got (a) stomach ache from it.
Ik heb zo hard gelachen, dat ik er buikpijn van kreeg.
I sprained my ankle when I stumbled over a loose stone.
Ik heb mijn enkel verstuikt toen ik over een losse steen struikelde.
We went by bus (lit. are with the bus gone), but it was a long journey!
We zijn met de bus gegaan, maar het was een lange reis!
When were you last abroad?
Wanneer bent u voor het laatst in het buitenland geweest?
My colleague came to work by (lit. with the) train.
Mijn collega is met de trein naar het werk gekomen.
The dogs ran (lit. have run) for hours on the beach.
De honden hebben urenlang over het strand gerend.
The captain sailed the ship safely through the fog.
De kapitein heeft het schip veilig door de mist gevaren.
That world-famous singer has always remained very down-to-earth (lit. normal).
Die wereldberoemde zanger is altijd heel gewoon gebleven.
My daughter still hasn’t driven much in her new car.
Mijn dochter heeft nog niet veel in haar nieuwe auto gereden.
My aunt walked the whole way.
Mijn tante heeft de hele weg gelopen.
As a pilot, he has already flown three times to Aruba.
Als piloot is hij al drie keer naar Aruba gevlogen.
That girl is always singing everywhere.
Dat meisje is altijd en overal aan het zingen.
I can’t pay attention to your dog the whole time.
Ik kan niet de hele tijd op je hond letten.
At the amusement park, you’ll stand (for) at least three hours in the line.
In dat pretpark sta je minstens drie uur in de rij.
It’s (a) long (time) ago that I played (lit. did) a lot of sports.
Het is lang geleden dat ik veel gesport heb.
Were you on (lit. Had you) vacation last week?
Hebben jullie vorige week vakantie gehad?
When I was still young (lit. small)…
Toen ik nog klein was …
Did you still ask that yesterday?
Heb je dat gisteren nog gevraagd?
I haven’t seen that movie yet.
Ik heb die film nog nooit gezien.
They stopped that a year ago.
Zij zijn er een jaar geleden mee gestopt.
She used to dance ballet.
Zij heeft vroeger ballet gedanst.
I want to put on a clean T-shirt.
Ik wil een schoon T-shirt aantrekken.
The old T-shirt looks sloppy and messy.
Het oude T-shirt ziet er slordig en onverzorgd uit.
This dirty dress is going in the washing machine.
Dit vieze jurkje gaat in de wasmachine.