Dutch A1-A2 Babbel, Stage 5, 17 Jan 2025 Flashcards

1
Q

English

A

Dutch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

She said that waterzooi is really tasty.

A

Ze zei dat waterzooi erg lekker is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Could you understand the King’s speech?

A

Kon je de toespraak van de koning verstaan?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

What did you think (lit. did you find) about the beer tasting?

A

Wat vond je van de bierproeverij?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In the past (lit. earlier), Brielle was an important harbor city.

A

Brielle was vroeger een belangrijke havenstad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

The Afsluitdijk was (lit. became) built as a defense against floods.

A

De Afsluitdijk werd gebouwd om overstromingen tegen te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Belgium is not bilingual, but has three monolingual regions.

A

België is niet tweetalig, maar heeft drie eentalige gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In Bruges, there is a special museum about Flemish fries.

A

In Brugge is er een speciaal museum over Vlaamse frieten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In the cathedral we saw the works of Rubens, my favorite painter.

A

In de kathedraal zagen we de werken van Rubens, mijn favoriete schilder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In Flanders, many people also understand French.

A

In Vlaanderen verstaan veel mensen ook Frans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

History was always her favorite subject in school.

A

Geschiedenis was altijd haar favoriete vak op school.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

The tour through the historic city center lasted one and a half hours.

A

De rondleiding door de historische binnenstad duurde anderhalf uur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Can you get lost in the Efteling?

A

Kan je verdwalen in de Efteling?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

We learned a lot about the past, but also about the present.

A

We leerden veel over het verleden, maar ook over het heden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

From the train, you could see many windmills and now and again an old farm.

A

Vanuit de trein zag je veel molens en af en toe een oude boerderij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

My mother slept in the camper and we (slept) in the tent.

A

Mijn moeder sliep in de caravan en wij in de tent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

You could tow a camper with this car.

A

Met deze auto zou je een caravan kunnen trekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

On our vacation, we always used to camp in Zeeland.

A

Wij gingen tijdens de vakantie altijd kamperen in Zeeland.

19
Q

I’d rather go to the sea than to the forest.

A

Ik ga liever naar zee dan naar het bos.

20
Q

Our tent was leaking and my sleeping bag was wet.

A

Onze tent was lek en mijn slaapzak was nat.

21
Q

According to the weather forecast there will be a thunderstorm.

A

Volgens de weersvoorspelling gaat het onweren.

22
Q

Because of the thick fog, most flights are delayed.

A

Door de dichte mist hebben de meeste vliegtuigen vertraging.

23
Q

It’s freezing (so much) that the ice is creaking.

A

Het vriest dat het kraakt.

24
Q

Today’s still a bit cloudy, (but) tomorrow (there’s a) chance of more sun.

A

Vandaag nog wat bewolkt, morgen kans op meer zon.

25
Q

Put on sunscreen (lit. Rub yourself in), the sun shines more brightly at the beach!

A

Smeer je in, aan het strand schijnt de zon feller!

26
Q

Have you heard the weather forecast for the upcoming week?

A

Heb je de weersvoorspelling voor komende week gehoord?

27
Q

Isn’t it supposed to rain according to the weather report?

A

Zou het volgens het weerbericht niet gaan regenen?

28
Q

It could be very windy (lit. blow hard) tonight!

A

Het zou wel eens hard kunnen gaan waaien vannacht!

29
Q

It could rain any minute. (lit. There hangs a shower in the air.)

A

Er hangt een bui in de lucht.

30
Q

There’s a dark cloud blocking the sun. (lit. There hangs a dark cloud in front of the sun.)

A

Er hangt een donkere wolk voor de zon.

31
Q

It’s over. And I get the dog!

A

Het is uit. En ik krijg de hond!

32
Q

The traditional wedding is becoming less and less popular.

A

De klassieke bruiloft wordt steeds minder populair.

33
Q

Sometimes cheating can be very tempting…

A

Soms kan vreemdgaan heel verleidelijk zijn …

34
Q

I’ve heard they don’t have a stable relationship (apparently).

A

Ze zouden geen stabiele relatie hebben, hoorde ik.

35
Q

My children love their grandparents.

A

Mijn kinderen houden van hun grootouders.

36
Q

My parents are separated (lit. live separated from table and bed).

A

Mijn ouders leven gescheiden van tafel en bed.

37
Q

Our friends got engaged.

A

Onze vrienden hebben zich verloofd.

38
Q

As a public civil servant, I have married many couples.

A

Als ambtenaar van de burgerlijke stand heb ik al veel stellen getrouwd.

39
Q

Later we won’t be boyfriend and girlfriend anymore, but husband and wife!

A

Straks zijn we geen vriend en vriendin meer, maar echtgenoot en echtgenote!

40
Q

Being in love is wonderful!

A

Verliefd zijn is heerlijk!

41
Q

Are they examining (lit. Make they examination to) the cause of your headache?

A

Doen ze onderzoek naar de oorzaak van je hoofdpijn?

42
Q

There is a shortage of doctors and nurses.

A

Er is een tekort aan artsen en verplegers.

43
Q

I’ve already had a flat tire three times this winter.

A

Ik heb deze winter al drie keer een lekke band gehad.