Day2Day Woorden - Uitdrukken Flashcards

1
Q

….lijken in de goede richting te wijzen.

A

….seems to point in the right direction

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

afscheid te nemen

A

to say goodbye (formal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bereikt zijn hoogtepunt

A

reaches its peak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dan ben je al klaar mee

A

they you are done with it

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dan kunnen we hem net zo goed achterlaten

We kunnen net zo goed!

A

Then we might as well leave him there

We might as well!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dat is iets waar ik me zorgen over maak

A

that’s something I worry about that’s something I’m worried about

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dat scheelt…

A

that makes a difference in…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dat zag ik niet aankomen

A

i didn’t see that coming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de kogel is door de kerk

A

the decision is made

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

duimen

A

Thumbs Up!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een hart onder de riem te steken

A

to give people support / cheer them up

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

eventjes nog e-e-e-eventjes proberen Nog heel eventjes bij

A

If I just try it one more time Still very briefly looked

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geeft geen gehoor

A

does not respond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geen kwaad te proberen

A

doesn’t do any harm to try

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gelukkig ben ik erover begonnen

erover beginnen

A

luckily I brought it up

start talking about it

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gezelschap te houden

A

to keep someone company

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ging aan het slag

A

went to work // got started

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

good find (n)

A

goede vondst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

gulden middenweg

A

happy medium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

he suddenly appeared out of nowhere

A

hij verscheen plotseling uit het niets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

heksenketel!

A

pandemonium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

het houdt warmte vast

A

it retains heat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

het is niet te doen

A

it’s impossible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Je hoeft je geen zorgen te maken, het komt allemaal _ _

A

het komt allemaal aan bod

it’s all covered

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Het slaat nergens op

A

It doesn’t make sense

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

het zal uitkomen

A

it will come true

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

het ligt op het (zuiden, noorden)..

A

it faces south, north

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

hij geeft niet toe

A

he doesn’t give in

he doesn’t admit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

hij wil altijd zijn eigen zin krijgen

A

he always wants to get his own way

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

hij wist waar hij mee bezig was

A

he knew what he was doing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

houden zo

A

just keep it like that

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

I abide by the rules
They abided by the rules

A

zich aanhouden

Ik houd me aan de regels
Ze hielden zich aan de regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Ik wil het op zijn plaats houden

A

i want to keep it in place

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

i went through it with the team

A

ik heb het met het team doorgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

iets in kaart brengen

A

to tackle something to map out

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

iets op gang brengen / gezet

A

launch / set something in motion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

iets ter sprake brengen

A

to raise / bring up

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

iets voor lief nemen / iets als vanzelfsprekend beschouwen

A

to take something for granted

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Ik ben bijna aan de beurt

A

it’s almost my turn

40
Q

ik ben er aan gewend

ik ben er aan wennen

we need to get used to eating prunes

i needed to get used to speaking dutch

they need to get used to keeping quiet

she got used to cleaning

she is used to talking a lot

A

I’m used to it

I’m getting used to it

we moeten wennen aan het eten van pruimen

ik moest wennen aan Nederlands spreken

ze moeten wennen aan het zwijgen

ze was gewend aan schoonmaken

ze is gewend veel te praten

41
Q

Ik geef niet om..

A

I don’t care..

42
Q

ik hou van <<>> om me heen

A

I love <<>> around me

43
Q

ik maakte gebruik van de situatie

A

I took advantage of the situation

44
Q

ik voelt me aangevallen ik verdedigen zelf

A

i feel offended (attacked) I defend myself

45
Q

how much do they charge?
they charged us this amount

they won’t charge us for that
they didn’t charge us for it

A

hoeveel rekenen ze?
zij brachten ons dit bedrag in rekening

daar brengen ze ons niets voor in rekening
ze hebben ons er niets voor in rekening gebracht

46
Q

in te dammen

A

to contain (i.e. a virus)

47
Q

it reminds me of

A

het doet me denken aan

48
Q

it takes away from our progress

A

het neemt onze vooruitgang weg

49
Q

kan alle kanten op

A

it can go either way

50
Q

kijk uit (voor de…) <<>>

A

watch out (for the…) camera

51
Q

kijkt uit op (het kijkt uit op het noorden)

A

it faces (it faces north)

52
Q

Komt dat niet uit?

A

Is that not convient for you / good for you?

53
Q

mensen weten niet waar ze aan toe zijn

A

people don’t know where they stand

54
Q

nevermind

A

laat maar laat staan

55
Q

niet tegenhouden!

A

don’t hold back!

56
Q

niet uit de lucht zijn

A

not out of the blue

57
Q

niet zo ver uit elkaar

A

not so far apart

58
Q

op een lijn zitten

A

to be in line with each other

to be on the same page

59
Q

op en af

A

up and down

60
Q

op het spel

A

to put something at stake

61
Q

op peil te houden

A

to maintain / to remain

62
Q

Sta nooit met een mond vol tanden

laten verrassen

overvallen (door een probleem)

A

to be caught off gaurd

overvallen also means robberies / ambushed / attacks

63
Q

Stel je niet zo aan.

A

Stop being a baby. / Don’t be so dramatic.

64
Q

ten koste van

A

at the expense of

65
Q

ter plekke

A

on the spot on sight

66
Q

things can go wrong

A

dingen fout kunnen gaan dingen kunnen er mis gaan kan er veel misgaan

67
Q

tot nu toe

A

up to now

68
Q

tot nu toe zo goed

A

so far so good

69
Q

up and down back and forth

A

op en neer heen en weer

70
Q

van pas komen

A

come in handy

71
Q

verspilling van tijd

A

a waste of time

72
Q

voordeel van de twijfel

A

benefit of the doubt

73
Q

waar maar weinig vraag naar is

A

for which there is little demand

74
Q

wat mensen drijft

A

what drives people

75
Q

wat trek je aan

A

what are you gonna wear

76
Q

we hebben veel gemeen (interests)

vergelijkbaar

we lijken zo veel op elkaar (looks)

soortelijk (formeel)

A

we have a lot in common (interests)

comparable

we look so much alike (looks)

specific (formal and uncommon)

77
Q

We houden de __ van het virus tegen

A

verspreiding

We’re stopping the spread of the virus

78
Q

we kwamen er net in

A

we were just getting into it

79
Q

we waren het al eens

A

we already agreed

80
Q

What if I / What if we

A

wat als ik / wat als we

81
Q

Yeah I can approve that for you

A

ja die kan ik voor je goedkeuren

82
Q

ze zijn bekend met het proces

A

they are familiar with the process

83
Q

zo hoort het te …

A

that’s how it supposed to … (rennen, lopen)

84
Q

1) Mijn vader houdt zijn emoties altijd in __
2) Het lukte de politieagenten de verdachte te __

A

1) bedwang

My father always keeps his emotions under control.

2) bedwingen

The cops managed to restrain the suspect.

85
Q

Hij wist zijn woede te __

A

beteugelen

He managed to restrain his anger.

86
Q

uit de hand gelopen

A

it got out hand / out of control

87
Q

we made fun of it

we made fun of him / her

A

we maakten er grappen over

we lachten haar / hem uit

88
Q

het hoort erbij

A

it’s part of it i.e. Het hoort erbij, om de wereld een betere plek te maken.

89
Q

Ik kon de drang niet weerstaan

A

I couldn’t resist the urge

90
Q

deze banden gaan lang mee

A

these tires last a long time

91
Q

ik ben het uit het oog verloren

A

i lost track of it / sight of it

92
Q

hij kwam er mee weg

A

he got away with it

93
Q

Dat moest vroeg of laat gebeuren

A

It had to happen sooner or later

94
Q

Je probeerde haar te versieren op een feest.

lk kan haar versieren en jij niet.

A

You tried to hit on her at the party

I can hit on her but you can’t **pouty face**

95
Q

aan de beterende hand

A

on the mend