A2-B1 - Preposities Flashcards

1
Q

blijkt

A
  1. uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bestaat

A

uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

afhankelijk

A

van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

deelnemen

A

aan (als je wilt deelnemen aan excursies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

__ (tweede) plaats i.e. in 2nd place

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

we hebben een huisje ___ de kust

A

aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het was heel druk __ haar werk

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

genieten

A

van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

__ de stad, of __ het platteland

A

in de stad, op het platteland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ik ben op zoek ____

A

naar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

je hebt een kans __

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ik heb spijt

A

van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ik heb behoefte ___

A

aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hekel

A

aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

go to the end
we are at the end of the book

A

ga naar het einde
we staan aan (op) het einde van het boek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

__ het weekend heb ik meer tijd

A

in

17
Q

mijn ouders zijn __ bezoek in Nederland

A

op

18
Q

Misschien kan ik __ die manier wel een baan krijgen

A

op

19
Q

die durven ze niet te vertellen ___ hun ouders

A

tegen / aan

20
Q

__ welke baan droom jij?

A

Van

21
Q

___ meedoen

A

aan

22
Q

___ de lijst

A

aan

23
Q

maar ze is wel boos __ de procedure

A

om

24
Q

____ ____ belang

A

in het

25
Q

besteed je ___

A

aan

26
Q

ik kan niet _____ noten (can’t stand)

A

tegen

27
Q

lachen __ grappen

A

om

28
Q

Motivatie speelt een belangrijke rol ___ het leren van een taal

A

bij

29
Q

__ ons gezin, aten we altijd om 19h

A

In

30
Q

Irene is zwanger ___ haar 3rd kind

A

van

31
Q

een update ____

A

over