B1 - B2 - Belangrijke Nouns / Adjectives Flashcards
uiting
an utterance / expression
de bewering
the claim
beledigen
to insult
keurig
neat / tidy
betrouwbaar
reliable
neiging
tendency
ondergeschikt
subordinate
benadruk
emphasize
voertuig
vehicle
gevolgen
consequences / effects
uiterlijk
appearance
aaneengesloten
consecutive
boren / gebord
drill / drilled
is bevoegd / zijn bevoegd
is authorized
tandzijde tandvlees
dental floss gums
zoetwater
fresh water
vervoerd
transported
onderdelen
components
zelfstandig / onafhandelijk
independant
toegangelijk
accessible
vleermuizen
bats
voldoende
sufficient
de sloot
the ditch
het dal
the valley
de struik
the bush
het vermogen
the ability
omzet / winst
turnover / profit
dalen / is gedaald / afdalen / afgedaalde
drop / has dropped / descending / descended
tegenstelling
opposition
gewoonte
habit
zuinig
economical / frugal
verbasterd
corrupted
kas
greenhouse
aansprakelijkheid
liability
verleidelijk
tempting
patroon
pattern
compenseren
compensate
met betrekking tot
concerning
kluis
safe
vestiging
establishment
beleving
experience
ingericht
furnished
ondertussen
in the meantime
verontreinigd
contaminated
schaars
scarce
tientallen
dozens
afweging / overweging
consideration / consideration
zuivering
purification
het overschot / het gebrek
the surplus / deficit
vervuiling vervuilers
pollution polluters
metingen
measurements
vastgestelde prijs
fixed price
vastgestelde
determined / established
bedorven
spoiled
bijkomende
additional
alcoholhoudend
alcoholic
zenuwen
nerves
afgebroken
demolished
uitdroging
dehydration
afvoer / afgevoerd
drain / discharged
eigenschappen
properties
lever
liver
zwerfvuil
litter
falen / gefaald
fail / failed
broeikasgassen
greenhouse gases
getroffen
affected
afgelast
cancelled
ongewone
unusual
verruimd / uitgebreid
expanded