Day2Day Woorden - Around the house.. Flashcards
loodgieter
plumber
locksmith
slotenmaker
flashlight
zaklamp
plint
baseboard
screwdriver
schroevedraaier
aanrecht
countertop
piepschuim
styrofoam
kromtrekken
to warp
bouten en moeren
nuts and bolts
moersleutel inbussleutel
wrench allen key
houtskool
charcoal
karton
cardboard
vergrendelen (v)
to lock
to slide he slid sliding doors
glijden hij gleed schuifdeuren
inschakelen uitschakelen ingeschakeld
switch on / enabled switch off switched on
iron (n - appliance) iron (n - element) to iron (v)
strijkijzer ijzer strijken / ik streek / ik heb gestreken
de afwas
the dishes
spanningsomzetter / stroomomvormer
power converter
meetlint
measuring tape
rake (n) rake (v)
de hark harken (harkte / geharkt)
slijtage
wear & tear
to tighten
aandraaien / vastdraaien
tillen opheffen
lifting can also be used - i.e.
graven groef / gegraven
to dig dug
to wipe wiped
vegen gevaagd
to shave
he shaved
she has shaved
a razor
a shaver
scissors
scheren
hij schoor zich
ze heeft zich geschoren
een scheermes
een scheerapparaat
schaar
handdoek doek doekje
towel tea towel? dishcloth
to stir stirred
roeren geroerd
oprijlaan
driveway
mals
tender / juicy
de zag
the saw
het rietje
a straw
to bake or fry
to roast
to deep fry
bakken
braden
frituren
grendel
latch
verduisterende
blackout (blinds)
geslepen messen
sharpened knives