caput 7.1 Flashcards
1
Q
animus
A
animi; de geest, het gemoed, de moed
2
Q
gladius
A
gladii; het zward
3
Q
nuntius
A
nuntii; de bode, het bericht
4
Q
minister
A
ministri; de dienaar
5
Q
hasta
A
hastae; de lans
6
Q
invidia
A
invidiae; de jaloezie, de haat
7
Q
littera
A
litterae; de letter
8
Q
litterae
A
de literatuur, de brief, de wetenschap
9
Q
patria
A
patriae; het vaderland
10
Q
aurum
A
auri; het goud
11
Q
ferrum
A
ferri; het ijzer, het zwaard
12
Q
membrum
A
membri; het lid
13
Q
officium
A
officii; de taak, de verplichting
14
Q
oraculum
A
oraculi; het orakel
15
Q
tergum
A
tergi; de rug
16
Q
barbarus
A
-a, -um; vreemd, onbeschaafd
17
Q
laetus
A
-a, -um; vrolijk
18
Q
finis
A
finis, m; de grens, het einde, het doel
19
Q
vestis
A
vestis, v; de kleding
20
Q
opes
A
opum, v mv; de rijkdom, de invloed
21
Q
crimen
A
criminis, o; de aanklacht, de misdaad
22
Q
ius
A
iuris, o; het recht