caput 1.4-1.7 Flashcards
vir
viri; de man
copia
copiae; de hoeveelheid, de gelegenheid
frumentum
frumenti; het graan
copiae
copiarum; de troepen
magnificus
-a, -um; prachtig
vis
geen gen, v; de kracht, het geweld
par + dat
par, par, paris; gelijk aan, opgewassen tegen
vetus
vetus, vetus; veteris; oud
appropinquare
-o +dat; naderen
praebere
-eo; aanbieden, tonen
confidere
-o +dat vertrouwen
cententedere
-o, contendi, contentum; zich inspannen, wedijveren
credere
-o +dat, credidi, creditum; geloven, vertrouwen, toevertrouwen
deligere
-o, delegi, delectum; uitkiezen
fundere
-o, fudi, fusum; gieten, verspreiden
reperire
-io, reppere, repertum; vinden, te weten komen
cupidus
+gen, -a, -um; vol verlangen naar
ignarus
+gen, -a, -um; niet op de hoogte van
plenus
+gen, -a, -um; vol
liberare
-o +abl; bevrijden van
occurrere
-o +dat, occurri, occursum; tegemoet lopen, ontmoeten
omnino
bijwoord; helemaal