caput 6.1 Flashcards
annus
anni; het jaar
campus
campi; het kamp
modus
modi; de wijze, de maat
praefectus
praefecti; de bevelhebber
ara
arae; het altaar
proelium
proelii; de veldslag
alienus
-a, -um; van een ander, vreemd
apertus
-a, -um; open
latus
-a, -um; breed, uitgestrekt
reliquus
-a, -um; overig
summus
-a, -um; hoogste, het hoogste van
pauci
-ae, -a; weinig
eques
equitis, m; de ruiter, de ridder
aetas
aetatis, v; de leeftijd, de periode
consuetudo
consuetudinis, v; de gewoonte
laus
laudis, v; de lof, de verdienste
voluntas
voluntatis, v; de wil
caput
capitis, o; het hoofd, het hoofdstuk
iter
itineris, o; de reis, de weg
opus
operis, o; het werk
(mihil) opus est
+abl; (ik heb) nodig
moenia
moenium, o mv; de stadsmuren
adventus
adventus; de aankomst
exercitus
exercitus; het leger
constare
-o, constiti, constiti; vaststaan, bestaan uit
demonstrare
-o; aantonen
existimare
-o; oordelen, menen
imperare
-o; bevelen, opeisen
iurare
-o; zweren
laudare
-o; prijzen
narrare
-o; vertellen
occupare
-o; bezetten
audere
-o; durven
tenere
-eo, tenui, tentum; (vast)houden
agere
-o, egi, actum; (voort)drijven, doen
amittere
-o, amisi, amissum; verliezen
cognoscere
-o, cognovi, cognitum; leren kennen, vernemen
comprehendere
-o, comprehendi, comprehensum; grijpen
sumere
-o, sumpsi, sumptum; nemen
vivere
-o, vixi, victum; leven
nasci
-or, natus sum; geboren worden
profisci
-or, profectus sum; vertrekken
circumvenire
-io, circumveni, circumventum; omsingelen
impedire
-io; hinderen, verhinderen
invenire
-io, inveni, inventum; vinden, ontdekken
nescire
-io; niet weten
sentire
-io, sensi, sensum; voelen, merken, menen
adversus
+acc, voorzetsel; tegen, tegenover
haud
bijwoord; helemaal niet
item
bijwoord; op dezelfde manier, ook
magis
bijwoord; meer
praeterea
bijwoord; bovendien
undique
bijwoord; van overal, aan alle kanten
cum +conj
onderschikkend voegwoord; toen, omdat, hoewel