caput 5.3-5.8 Flashcards
dextra
dextrae; de rechterhand
iustus
-a, -um; rechtvaardig
varius
-a, -um; afwisselend
dexter
dextra, dextra; rechts
integer
integra, integrum; ongeschonden
mensis
mensis, m; de maand
sol
solis, m; de zon
quies
quietis, v; de rust
ratio
rationis, v; de rekening, de redenering
acies
aciei, v; de slagorde
habitare
-o; wonen
exercere
-eo; oefenen
licere
-et +dat; het is toegelaten
oportere
-et; het is nodig
quiescere
-o, quievi, quietum; rusten
fere
bijwoord; bijna, meestal
mane
bijwoord; ‘s morgens
modo
bijwoord; slechts, zojuist
numquam
bijwoord; nooit
potius
bijwoord; eerder, liever
altus
-a, -um; hoog, diep
ignis
ignis, m; het vuur
sanguis
sanguinis, m; het bloed
possidere
-eo, possedi, possessum; bezitten, beheersen
gerere
-o, gessi, gestum; dragen, voelen
cena
cenae; het avondmaal
provincia
provinciae; de provincie
patere
-eo; openstaan, duidelijk zijn
impellere
-o, impuli, impulsum; aandrijven, aanzetten
instituere
-o, institui, institutum; oprichten, beginnen, onderrichten
posterius
bijwoord; later