caput 5.2 Flashcards
oculus
oculi; het oog
ager
agri; het veld
natura
naturae; de natuur, de aard
poena
poenae; de boete, de straf
aeternus
-a, -um; eeuwig
stultus
-a, -um; dwaas
coniunx
coniugis, m en v; de echtgenoot, de echtgenote
lex
legis, m en v; de wet
instare
-o, institi, institi; in het nauw brengen, dreigen
optare
-o; wensen
vexare
-o; kwellen, plagen
dolere
-eo; lijden, betreuren
bibere
-o, bibi, bibi; drinken
cernere
-o, crevi, cretum; in het oog krijgen, zien
contingere
-it +dat, contigit; het overkomt (iemand)
tradere
-o, tradidi, traditum; overhandigen, toevertrouwen
praeterire
-eo, praeterii, praeteritum; voorbijgaan
inferre
-fero, intuli, illatum; brengen naar, veroorzaken
bene
bijwoord; goed
paulum of paulo
bijwoord; een beetje
quondam
bijwoord; ooit
nisi
onderschikkend voegwoord; als niet, tenzij