begrippenlijst Flashcards
m.b.t. vliezen
desmaal
op welke 3 manieren kan je containment gebruiken?
0.1 expansiebeperking → insluiting, machtsindamming, expansie bestrijding
0.2 be/omvatting → omsluiting
0.3 bedwinging → beheersing
vetraagde fractuur genezing
delayed union
bol
convex
waar staat CRPS voor? wat is 1 en 2?
complex regionaal pijn syndroom
1 - geen zenuwletsel
2 wel zenuwletsel aantoonbaar
losraken van de huid en subcutis van de onderliggende diepe fascie door trauma
déglovement
het vast worden, het met elkaar vergroeien van fractuurbeenstukken
consolidatie
voorvoegsel in woordverbindingen betreffende een ligament of ligamenten
desm-, desmo-
het merghoudende middenstuk (de schacht) van een pijpbeen
diafyse
vrij liggend lichaam, in een gewrichtsholte of in de buikholte
corpus librum
verplaatsing, verwijdering vanaf de eigen plaats,
dislocatie
achtervoegsel in woordsamenstellingen met als betekenis fixatie, vasthechting; vb. tenodesis
-desis
als van het paard; vb pes equinus = spitsvoet, cauda equina: een in het caudale deel van de durazak gelegen paardestaartachtige bundel, bestaande uit de onderste spinale zenuwwortels vanaf L1 of L2
equinus
verplaatsing van botfractuurstukken in breedterichting
dislocatio ad latitudinem
verplaatsing van botfractuurstukken in lengterichting, met hetzij
Dislocatio ad longitudinem
bloedverant
consanguïen
rotatie van bofractuurstukken t.o.v. elkaar
dislocatio ad peripheriam
abnormale ontwikkeling
dysplasie
in kraakbeen
echondraal
asknikking, zodat de fractuurstukken (van een pijpbeen) een hoek met elkaar maken
Dislocatio ad axim
het vast zitten
entrapment
groeistoornis door gebrekkige voeding
dysthrophie
voor voegsel met de betekenis boven of op
ep(i)
vaste bindweefselstrook
ligamentum
eindstuk van een pijpbeen
epifyse
bindweefselplaat of –vlies
fascia
waar staat HET voor?
hoog energetisch trauma
welke 2 vormen van impingement?
botsing en beroering
knobbel op een condylus, voor de oorsprong of aanhechting van spieren
epicondylus
het nieuwgevormde bot buiten het bestaande bot (bij osteomyelitis)
involucrum
kromming van de wervelkolom convex naar achteren
kyfose
tractie aan ligamenten en spieren die aan de fractuurdelen vastzitten, de stand van de fractuurdelen verbeteren
ligamentotaxis
voor voegsel betekenis onder, beneden
infra
plaats, plek
locus
verhoogde druk in een compartiment
logesyndroom/ compartimentensyndroom
overmatige kromming van de wervelkolom naar voren
lordose
enkel
malleolus
het deel van een pijpbeen tussen de diafyse (middenstuk) en epifyse (eindstuk),
metafyse
voorvoegsel in woordsamenstellingen met als betekenis vals, onecht. Voorbeeld: pseudartrosis, -trose (Gr. arthron = gewricht: “vals of onecht gewricht”, resultaat van mislukte consolidatie van een fractuur
pesudo
vorm van synarthrosis, waarbij twee beenstukken d.m.v. beenweefsel met elkaar verbonden zijn.
synostosis
het deel van een pijpbeen tussen de diafyse (middenstuk) en epifyse (eindstuk),
milieu intérieur
uitval van de zenuwfunctie bij behouden continuïteit van de zenuw; vgl. axonotmesis, neurotmesis
neurapraxia
1 vage, weinig gebruikelijke term voor niet ontstekingsachtige destructieve aandoeningen van het zenuwstelsel, veroorzaakt door toxische, metabole, vasculaire of deficiëntieprocessen
neuropathie
vierhoofdig
quadriceps
niet genezen fractuur
non-union
voorvoegsel in woordverbindingen met de betekis boven of over
supra
een afgestorven stuk bot dat zich van het gezonde beenweefsel heeft afgescheiden.
sekwester
ontsteking van been- en kraakbeenweefsel
osteochondritis
Kleine onregelmatige botwoekering in de buurt van een gewrichtsvlak, o.a. bij arthrosis deformans
osteofyt
operatieve repositie en fixatie van fractuurstukken d.m.v. klemmen, metaaldraad, plaatjes, mergpen enz.
osteosynthesis
ontsteking van been- en kraakbeenweefsel
Osteochondritis dissecans
spier reikt vanaf origo tot insertie over meer dan één gewricht
Poly-articulaire spier
uitsteeksel
processus
wegnemen van de benige overbrugging uit de groeischijf
Operatie volgens Langenskiöld
begindeel van een langwerpige structuur zoals een haar, een ruggemergszenuw
redix
tak
ramus
ongedeerd, onbeschadigd
integer
De kracht die wordt uitgeoefend wanneer een object wordt samengedrukt.
compressiekracht
sterke druk remt de groei van beenderen, geringere druk bevordert de groei (geldt vnl. voor het nog groeiende skelet)
wet van hueter-volkmann
een vlies dat het gewrichtskapsel van binnen bekleed, en synovia afscheidt.
synoviale membraan/ synovium
plat
planus
); gewrichtsvloeistof geproduceerd door de synoviale membraan
synovia
Gewricht dat gekenmerkt wordt door een gewrichtsholte gevuld met synovia die het hyaliene kraakbeen voedt
synoviaal gewricht
knobbelige verhevenheid
tuberositas
herstel mediale lengtegewelf van de belaste voet bij dorsiflexie van de hallux in het MTP I gewricht door het “windlass-mechanisme”.
test van Hübscher: hierbij is het fawijkend als er geen weerstand of heel veel weerstand is
beperking tot systemen in rust (kracht evenwicht)
statica
beenkanaaltjes, niet door ringvormige lamellen omgeven; ze vervoeren bloed van de oppervlakte van het bot naar dieper gelegen kanalen van Havers (die wel door ringvormige lamellen zijn omgeven
volkmann-kanalen
tussenschot
septum
De loodrechte afstand tussen de as van rotatie en de lijn waarlangs een kracht wordt uitgeoefend, bepalend voor het moment dat de kracht veroorzaakt.
moment arm
dorsiflexie van de enkel met de achtervoet in neutrale positie voor wat betreft varus/valgus met eerst de knie in extensie en vervolgens met de knie in flexie om te bepalen of de verkorting van de kuitspier(en) alleen in de m. gastrocnemius of in zowel de m. gastrocnemius als de m. soleus aanwezig is.
test van silverkiöld: je doet dus eerst met gestrekte been en dan is het alleen m. gastrocnemius. en bij gebogen is het ook se m. soleus die wat doet.
steundende bundel of strook, steunend schot
trabecula
is de spanning waarbij een materiaal begint te vervormen plastisch
vloeigrens
beenuitsteeksel van het os femoris, ”rolheuvel”
trochanter
knobbeltje
tuberculum
ischemische, met fibrosering gepaard gaande spierverkorting, gevolg van zwelling van weefsel binnen een star, niet meegevend osteofasciaal compartiment
volkmann contractuur
tendovaginitis stenosans 1e extensorencompartiment pols/hand.
ziekte van Quervain
is de studie van structuur en functie van biologische systemen met methoden uit de kinematica, dynamica, statica en materiaalkunde.
biomechanica
beschrijving van de beweging zonder op de oorzaak te letten
kinematics
beschrijft verband tussen kracht en beweging
dynamica
relatie tussen kracht en vervorming (gebrek/scheur)
materiaalkunde
een maat voor de weerstand van een materiaal tegen elastische vervorming onder belasting
stijfheid
De kracht die wordt uitgeoefend wanneer een object wordt uitgerekt of in tegengestelde richting wordt getrokken.
trekkracht
Een schematische voorstelling van een lichaam waarbij alle externe krachten en momenten op het lichaam zijn geïsoleerd en gevisualiseerd.
vrijlichaamsdiagram
is de mate waarin een materiaal plastisch kan vervormen voordat het breekt
taaiheid
Een grootheid die zowel grootte als richting heeft, zoals kracht of snelheid.
vector
een rolvormige structuur
trochlea
De kracht die wordt uitgeoefend door een oppervlak op een object dat het oppervlak raakt, zoals de kracht die wordt uitgeoefend door de grond op een persoon die staat.
grondreactiekracht
De kracht die wordt uitgeoefend wanneer twee oppervlakken langs elkaar schuiven met een verschillende richting.
afschuifkracht
vak, ruimte, afdeling, volume; de term wordt ook gebruikt om een complex van ruimten en vloeistoffen aan te geven zoals plasma, de intercelluaire vloeistof, de intracellulaire vloeistof (dat is dus het totaal aan vloeistof binnen de cellen
compartiment
uitgroei, processus (meestal van beenstukken)
apophysis = apofyse
het fysiologisch uiteenvallen van cellen, en opruimen van de fragmenten die door fagocyten worden opgenomen en daarin door lysis of door lysosomale enzymwerking worden afgebroken
apoptosis
is de spanning waarbij een materiaal breekt of faalt onder een belasting
breekpunt
vrees → bezorgdheid, ongerustheid, (bang) voorgevoel. Vb. apprehensiontest bij instabiliteit gelnohumeraal door de arm in abductie en exorotatie te bewegen ervaart patiënt een (sub)luxatiegevoel.
apprehension
gewricht
arthro-
advanced trauma life support
ATLS
hol
cavus
De kracht die wordt uitgeoefend wanneer twee oppervlakken langs elkaar schuiven met een verschillende richting.
moment
de vergroeiing (fusie) van twee of meer embryonale rudimenten; vb. coalitio tarsi
coalescentie
de vergroeiing (fusie) van twee of meer embryonale rudimenten; vb. coalitio tarsi
comminutief
hol
concaaf
bolvormig gewrichtsuitsteeksel
condylus
aangeboren platvoet waarbij de talus een verticale positie in het voetskelet aanneemt zich uitend in een stugge platvoet.
congenitale verticale talus –> convex pes valgus
kegelvormig
conoideus