8. Secundaire processen en niet-commerciële organisaties Flashcards

1
Q

Welke fasen vallen onder het personeelsbeheer?

A
  • werving en selectie;
  • opleiding en training;
  • taaktoewijzing;
  • evaluatie van personeel;
  • honorering.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de controle-technische functie van de afdeling personeelszaken?

A

Beschikkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een personeelsplan?

A

Een personeelsplan is een vastlegging van de behoefte aan personeel en de wijze waarop in deze behoefte zal
worden voorzien, uitgesplitst naar functionele afdelingen binnen de organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke gegevens worden vastgelegd in het personeelsinformatiesysteem?

A
  • personeelsnummer;
  • arbeidscontractnummer;
  • persoonlijke gegevens;
  • functie;
  • specifieke kennis en vaardigheden medewerker;
  • carrièreplan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het risico van prestatie-afhankelijke honorering?

A

Dat de prestaties wel gemaximaliseerd wordt, maar de winst van het bedrijf niet doordat de verkeerde indicatoren zijn bepaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke kenmerken kent een investeringsbeslissing?

A
  • Er zijn grote bedragen mee gemoeid;
  • De effecten werken meestal op de langere termijn;
  • Zij worden op hoger niveau binnen de organisatie genomen;
  • Zij worden minder frequent genomen;
  • Zij kunnen minder goed aan de hand van vaststaande procedures worden genomen;
  • Zij leiden niet tot fysieke voorraden die afnemen naarmate ze worden verbruikt, wel is meestal sprake van een
    maximumcapaciteit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke informatie is ten minste nodig om te komen tot een keuze uit verschillende investeringsalternatieven?

A
  • het investeringsbedrag;
  • de verwachte ingaande en uitgaande kasstromen gedurende de levensduur van het kapitaalgoed;
  • de levensduur van het kapitaalgoed.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke verbandscontrole is op te stellen ten aanzien van vaste activa?

A

Beginstand vaste activa + investeringen -/- afschrijvingen -/- desinvesteringen = eindstand vaste activa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is een inventarisatie van vaste activa belangrijk?

A

Bij vaste activa is sprake van een bezit. Deze kunnen worden ontvreemd (materiele vaste activa). Om vast te stellen of er vaste activa zijn ontvreemd is het van belang deze regelmatig te inventariseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wie is verantwoordelijk voor het verrichten van betalingen en het doen van ontvangsten?

A

De procuratiehouder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de controletechnische functie van de kassier?

A

Bewarende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de taken van de treasurer?

A

De treasurer is verantwoordelijk voor het beheersen van de risico’s die verband houden met het geldmiddelenbeheer in de ruimste zin van het woord:

  • managen van ingaande en uitgaande kasstromen;
  • managen van het werkkapitaal;
  • managen van financiële risico’s;
  • managen van de toegang tot de kapitaalmarkt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer is een creatieregister van groot belang?

A

Een creatieregister is van groot belang wanneer er sprake is van grote contant stromen contant geld en wanneer debiteuren contant afrekenen. Daar waar het risico van slepen met gelden groot is, is het inrichten van een creatieregister van groot belang. (Let op, binnen de detailhandel is dit uiteraard veelal geen oplossing voor het afdekken van risico’s).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het fundamentele verschil tussen boekhouden en administreren?

A

Boekhouden betreft slechts de financiële registraties. Administreren is een breder begrip.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly