7 Essen Flashcards
het voedsel
het levensmiddel
das Lebensmittel
het voedingsmiddel
het voedsel
das Nahrungsmittel
houdbaar
haltbar
ten minste houdbaar tot
mindestens haltbar bis
goed blijven
halten
houdbaar zijn
goed blijven
haltbar sein
het vlees
das Fleisch
het varkensvlees
das Schweinefleisch
het rundvlees
das Rindfleisch
het kalfsvlees
das Kalbfleisch
de biefstuk
das Steak
de schnitzel
das Schnitzel
het gehakt
das Hackfleisch
vet
vetrijk
fett
mager
mager
de worst
die Wurst
de curryworst
die Currywurst
de braadworst
die Bratwurst
de ham
der Schinken
het gevogelte
das Geflügel
de kip
das Hünchen
met iemand een appeltje te schillen hebben
mit jemandem ein Hünchen zu rupfen haben
de vis
der Fisch
de haring
der Hering
de forel
die Forelle
de gerookte forel
die geräucherte Forelle
de melk
die Milch
houdbare melke
haltbare Milch
zuur
sauer
de room
die Sahne
de zure room
die saure Sahne
de slagroom
die Schlagsahne
de boter
die Butter
zacht
weich
hard
hart
de margarine
die Margarine
de kaas
der Käse
ongesneden
am Stück
gesneden
geschnitten
de yoghurt
der Jog(h)urt
het ei
das Ei
verse eieren
frische Eier
de karbonade
de kotelet
das Kotelett
de goulash
das Gulasch
het worstje
das Würstchen
het spek
der Speck
de mosterd
der Senf
de pasta
de noedel
die Nudel
de rijst
der Reis
het brood
das Brot
het witbrood
das Weißbrot
het volkorenbrood
das Vollkornbrot
het sneetje
de boterham
die Scheibe
het broodje
das Brötchen
de pretzel
de krakeling
die Brezel
de honing
der Honig
de jam
die Marmelade
de jam (met vruchten)
die Konfitüre
die Marmelade
de muesli
das Müsli
de noot
die Nuss
de hazelnoot
die Haselnuss
de walnoot
die Walnuss
de pinda
die Erdnuss
een harde noot te kraken hebben
eine harte Nuss zu knacken haben
de suiker
der Zucker
de suikerklontjes
der Würfelzucker
de taart
die Torte
de schwarzwalderkirschtaart
die Schwarzwälder Kirschtorte
de cake
de taart
het gebak
der Kuchen
de appeltaart
der Apfelkuchen
het stuk
das Stück
het gebak
de koekjes
das Gebäck
de kerstkoekjes
het kerstgebak
das Weihnachtsgebäck
het snoepje
de lekkernij
de zoetigheid
die Süßigkeit
het snoepje
das Bonbon
de chocolade
die Schokolade
de kwark
der Quark
de kwarkstrudel
der Topfenstrudel
het fruit
das Obst
de vruchten
die Früchte
de vrucht
die Frucht
rijp
reif
onrijp
niet rijp
unreif
de regio
die Region
regionaal
streek-
uit de regio
regional
de oogst
die Ernte
de banaan
die Banane
de appel
der Apfel
de peer
die Birne
de abrikoos
die Aprikose
de sinaasappel
die Orange
die Apfelsine
de abrikozenknoedel
der Marillenknödel
een sinaasappel schillen
eine Orange schälen
de citroen
die Zitrone
een citroen uitpersen
eine Zitrone auspressen
de pruim
die Pflaume
pruimen ontpitten
Pflaumen entkernen
de meloen
die Melone
de druif
de druiventors
die Weintraube
een pond druiven
ein Pfund Trauben
de aardbei
die Erdbeere
verse aardbeien met slagroom
frische Erdbeeren mit Sahne
de kers
die Kirsche
kersen plukken
Kirschen pflücken
de tomaat
die Tomate
de tomatensoep
die Tomatensuppe
de aardappel
die Kartoffel
aardappels schillen
Kartoffeln pellen
kruimige aardappels
mehlige Kartoffeln
de aardappel
der Erdapfel
de wortel
die Karotte
die (gelbe) Rübe
die Mohrrübe
die Möhre
de boon
die Bohne
de koffieboon
die Kaffeebohne
de sperzieboon
die Fisole
geen bal geven om iets
geen bal geven om iemand
sich nicht die Bohne für etwas interessieren
sich nicht für die Bohne für jemanden interessieren
de paddenstoel
de champignon
der Pilz
giftige paddenstoelen
giftige Pilze
de paddenstoel
das Schwammerl
der Schwammerl
de ui
die Zwiebel
uien fruiten
Zwiebeln andünsten
de salade
de sla
der Salat
een gemengde salade
einen gemischten Salat
de groene sla
de kropsla
der Kopfsalat
de slasaus
die Salatsoße
das Dressing
de komkommer
die Gurke
de augurk
die Gewürzgurke
de groente
das Gemüse
de paprika
die Paprika
die Paprikaschote
het paprikapoeder
der Paprika
de erwt
die Erbse
zo groot als een erwt
erbsengroß
groene erwten
grüne Erbsen
de prei
der Lauch
der Porree
de bloemkool
der Blumenkohl
de spinazie
der Spinat
de kool
der Kohl
de rode kool
der Rotkohl
de boerenkool
der Grünkohl
de asperge
der Spargel
asperges steken
Spargel stechen
de bieslook
der Schnittlauch
de peterselie
die Petersilie
de knoflook
der Knoblauch
de trek
de eetlust
der Appetit
eten
essen
graag
gern
de voeding
het voedsel
die Ernährung
zich voeden
leven van
sich ernähren
verzadigd
satt
hongerig
hungrig
lijden
leiden
de honger
der Hunger
honger lijden
hungern
grote honger hebben
großen Hunger haben
helemaal
absoluut
gar
de dorst
der Durst
de dorst lessen
den Durst löschen
drinken
trinken
dorstig
durstig
het drinkwater
das Trinkwasser
genoeg
genug
voldoende
ausreichen
te wienig
zu wenig
voldoende zijn
volstaan
ausreichend
schudden
schütteln
het voedsel
de voeding
die Nahrung
de babyvoeding
die Babynahrung
voeren
voeden
füttern
het eten
de kost
het verstrekken van eten
die Verpflegung
das Essen
te eten geven
verpflegen
de vitamine
das Vitamin
vitamine C
Vitamin C
het dieet
das Diät
verbruiken
consumeren
konsumieren
verbruiken
verbrauchen
de pan
der Topf
de kookpan
der Kochtopf
het deksel
der Deckel
bakken
backen
de oven
der Backofen
het gebraad in de oven doen
den Braten in den Backofen schieben
draaien
zetten
drehen
lager zetten
herunter drehen
kleiner drehen
hoger zetten
hoch drehen
höher drehen
de pan
de braadpan
die Pfanne
iemand in de pan hakken
jemanden in die Pfanne hauen
bakken
braden
braten
kort aanbraden
kort bakken
kurz anbraten
grillen
barbecuën
grillen
de barbecue
der Grill
koken
kochen
sudderen
köcheln
vegetarisch
vegetarisch
vleesloos
zonder vlees
fleischlos
de vegetariër
der Vegetarier
die Vegetarierin
veganistisch
vegan
de trend
der Trend
het recept
das Rezept
een recept schrijven (voor medicijnen)
ein Rezept ausstellen
mogen
houden van
lekker vinden
mögen
het gerecht
das Gericht
die Speise
gebraden gans
Gänsebraten
het lievelingsgerecht
das Lieblingsgericht
klaarmaken
zubereiten
klaar
fertig
gaar
gar
durch
het ingrediënt
die Zutat
snijden
schneiden
het kruid
de specerij
das Gewürz
het zout
das Salz
de peper
der Pfeffer
de olie
das Öl
de olijfolie
das Olivenöl
de azijn
der Essig
de smaak
der Geschmack
smaken verschillen
die Geschmäcker sind verschieden
mild
mild
heet
pikant
pittig
scharf
de (gebakken) kip
das Hähnchen
de kippenborst
die Hähnchenburst
de pizza
die Pizza
de hamburger
der Hamburger
de patat
de friet
die Pommes frites
de ketchup
der Ketchup
das Ketchup
de soep
die Suppe
het gebraad
het stuk vlees uit de oven
der Braten
het braadvlees met kerst
der Weihnachtsbraten
het wildbraad
het wild
das Wild
de knoedel
der Knödel
der Kloß
de saus
de jus
die Soße
de jus
de saus bij een gebraad
die Bratensoße
het meel
de bloem
das Mehl
rauw
roh
gegaard
gar
gegart
de gebakken varkenspoot
die Schweinshaxe
de zuurkool
das Sauerkraut
de gebakken aardappels
die Bratkartoffeln
het dessert
het toetje
das Dessert
het nagerecht
het toetje
die Nachspeise
het ijs
das Eis
das Speiseeis
de crème
de mousse
die Creme
de pudding
de vla
der Pudding
de appelstrudel
de appeltaart
der Apfelstrudel
de drank
das Getränk
alcoholvrije dranken
alkolholfreie Getränke
warme dranken
warme Getränke
koude dranken
kalte Getränke
de koffie
der Kaffee
koffie zonder cafeïne
koffeinfreier Kaffee
entkoffeinierter Kaffee
de thee
der Tee
de thee laten trekken
Tee ziehen lassen
sterk
stark
licht
slap
schwach
sterk
intensief
kräftig
de cacao
de chocolademelk
der Kakao
de warme chocolademelk
die heiße Schokolade
het sap
der Saft
de frisdrank
de limonade
die Limonade
de citroenlimonade
die Zitronenlimonade
het mineraalwater
das Mineralwasser
het koolzuurhoudende mineraalwasser
der Sprudel
de cola
das Cola
die Cola
de alcohol
der Alkohol
dronken
betrunken
helemaal
völlig
het bier
das Bier
het pils
das Pils
het witbier
das Weizen(bier)
de wijn
der Wein
een kwart liter wijn
ein Viertel Wein
Duitse champagne
der Sekt
droge champagne
trockener Sekt
proost
Prost
Prosit
de jenever
de brandewijn
de sterke drank
der Schnaps
de likeur
der Likör
het slokje
der Schluck
de maaltijd
het eten
die Mahlzeit
das Essen
eten
essen
eetbaar
essbar
de trek
de eetlust
der Appetit
warm
warm
het ontbijt
das Frühstück
ontbijten
frühstücken
(warm) luchen
zu Mittag essen
de (warme) lunch
de warme maaltijd tussen de middag
das Mittagessen
het avondeten
das Abendessen
het avondeten (niet warm)
das Abendbrot
geven
aangeven
geben
reiken
aarneiken
reichen
er is
es gibt
alstublieft
alsjeblieft
bitte
de sandwich
de boterham
das Sandwich
der Sandwich
een klein koud of warm tussendoortje op enig tijdstip
der Snack
der Imbiss
een koude of warme kleine maaltijd op enig tijdstip, vaak gekocht bij een keurslager of bakkerij
der Imbiss
een kleine hartige maaltijd koud of warm in de ochtend of in de middag
die Brotzeit
een kleine hartige maaltijd die meestal in de middag wordt gegeten
das Vesper
die Vesper
het servies
das Geschirr
das Service
het koffieservies
das Kaffeegeschirr
het bord
der Teller
het platte bord
der flache Teller
het diepe bord
der tiefe Teller
het soepbord
der Suppenteller
de kop
het kopje
de mok
die Tasse
het koffiekopje
die Kaffeetasse
het schoteltje
die Untertasse
de kan
de pot
die Kanne
de theepot
die Teekanne
de koffiekan
die Kaffeekanne
het glas
das Glas
het wijnglas
das Weinglas
de schaal
de kom
die Schüssel
de platte schaal
die Schale
de schil van een banaan
die Schale einer Banane
zetten
plaatsen
stellen
kapotgaan
stukgaan
kaputtgehen
het mes
das Messer
scherp
scharf
bot
stumpf
snijden
schneiden
de vork
die Gabel
de lepel
der Löffel
de eetlepel
der Esslöffel
de theelepel
der Teelöffel
het bestek
het couvert
das Besteck
de kurkentrekker
der Korkenzieher
het tafelkleed
die Tischdecke
de asbak
der Aschenbecher
de kaars
die Kerze
de aansteker
das Feuerzeug
de lucifer
das Streichholz
das Zündholz
het restaurant
das Restaurant
het restaurant
het café
das Lokal
aanbevelen
empfehlen
aanbevelenswaardig
empfehlenswert
het restaurant
die Gaststätte
der Gasthof
de keuken
die Küche
warme gerechten
warme Küche
uit eten gaan
essen gehen
genieten van
genießen
reserveren
boeken
bespreken
reservieren
een tafel reserveren
einen Tisch reservieren
de reservering
die Reservierung
de niet-roker
der Nichtraucher
vrij
onbezet
frei
bezet
belegt
besetzt
het evenement
die Veranstaltung
de caféhouder
de restauranthouder
der Wirt
de caféhouder (v)
de restauranthouder (v)
die Wirtin
de kok
der Koch
de kokkin
die Köchin
de hulpkracht
de tijdelijke hulp
die Aushilfe
het café
das Café
het kannetje
das Kännchen
de cafetaria
die Cafetaria
de kantine
die Kantine
de mensa
die Mensa
de bar
die Bar
der Tresen
de kroeg
die Kneipe
de bar
die Bar
das Lokal
de zelfbediening
die Selbstbedienung
de bar
die Theke
het eten
het gerecht
de maaltijd
die Speise
das Gericht
warme en koude gerechten
warme und kalte Speisen
de maaltijd
die Mahlzeit
de menukaart
die Speisekarte
de drankenkaart
die Getränkekarte
het menu
das Menü
het voorgerecht
die Vorspeise
het hoofdgerecht
die Hauptspeise
het dessert
die Nachspeise
der Nachtisch
het buffet
das Büfett
de specialiteit
die Spezialität
specialiteit van het huis
Spezialität des Hauses
erbij
de garnituur
die Beilage
het gerecht
het eten
das Gericht
kiezen
uitkiezen
aussuchen
groot
groß
genoeg hebben aan
voldoende zijn
reichen
bestellen
bestellen
graag willen
möchten
graag willen hebben
nehmen
brengen
bringen
volgende
deze
folgend
nog
noch
lekker
lecker
proeven
smaken
schmecken
Is het lekker?
Schmeckt es?
de portie
die Portion
proberen
proeven
probieren
versuchen
kosten
kosten
iets lekker vinden
iets graag eten
houden van
etwas gerne essen
gerust
alvast
ruhig
de kelner
de bediening
der Kellner
de serveester
de bediening
die Kellnerin
de ober
der Ober
de service
de bediening
der Service
serveren
servieren
bedienen
bedienen
de bediening
die Bedienung
de zelfbediening
die Selbstbedienung
betalen
afrekenen
zahlen
bezahlen
samen
gezamenlijk
zusammen
de rekening
die Rechnung
dat is…
das macht
de fooi
de tip
das Trinkgeld