2 Alltägliche Tätigkeiten Flashcards
de dagindeling
de dagelijkse gang van zagen
der Tagesablauf
het dagelijks leven
der Alltag
alledaags
dagelijks
doordeweeks
alltäglich
de gewoonte
die Gewohnheit
die Angewohnheit
vertrouwd
gewoon
gewohnt
iets gewend zijn
een gewoonte zijn
etwas gewohnt sein
aan iets gewend zijn
an etwas gewöhnt sein
wennen
sich gewöhnen
regelmatig
regelmäßig
de regel
de gewoont
die Regel
gebruikelijk
gewoonlijk
üblich
gewoonlijk
normaal gesproken
üblicherweise
elke keer
iedere keer
jedes Mal
steeds
voortdurend
altijd
vast
ständig
voortduren
vast
dauerend
bewegen
bewegen
zich bewegen
sich bewegen
de beweging
de oefening
die Bewegung
lopen
gaan
gehen
te voet
zu Fuß
stappen
schoppen
trappen
treten
lopen
hardlopen
laufen
joggen
(gaan) wandelen
spazieren gehen
vertrekken
verlaten
verlassen
rennen
rennen
volgen
achternagaan
folgen
komen
kommen
draaien
drehen
(zich) omdraaien
sich umdrehen
vallen
fallen
vallen
een val maken
stürzen
(op) tillen
(hoch) heben
oprapen
oplichten
aufheben
vasthouden
houden
halten
vasthouden
tegenhouden
festhalten
loslaten
loslassen
grijpen
pakken
vatten
greifen
staan
stehen
wachten
warten
blijven staan
stoppen
stehen bleiben
gaan zitten
sich setzen
plaatsnemen
Platz nehmen
gaan zitten
plaatsnemen
sich hinsetzen
zitten
sitzen
liggen
leigen
leggen
legen
naar bed gaan
ins Bett gehen
zu Bett gehen
schlafen gehen
de slaap
der Schlaf
het dutje
het tukje
das Nickerchen
slapen
schlafen
uitslapen
ausschlafen
in slaap vallen
inslapen
einschlafen
wakker worden
aufwachen