3 Der menschliche Körper Flashcards
het leven
das Leben
leven
leben
geboren worden
geboren zijn
geboren werden
zur Welt kommen
de geboorte
de bevalling
die Geburt
een kind krijgen
ein Kind bekommen
het kroost
der Nachwuchs
de seksualiteit
die Sexualität
de seks
der Sex
de pil
die Pille
het condoom
das Kondom
das Präservativ
homoseksueel
homosexuell
heteroseksueel
heterosexuell
lesbisch
lesbisch
homo
schwul
zwanger
schwanger
de zwangerschap
die Schwangerschaft
in haar … maand zijn
im … Monat sein
de baby
das Baby
schattig
lief
süß
het kind
das Kind
groeien
wachsen
zich ontwikkelen
sich entwickeln
de ontwikkeling
die Entwicklung
de kinderjaren
de kindertijd
die Kindheit
de leeftijd
das Alter
de jeugd
die Jugend
volwassen
erwachsen
de jonge persoon
de jongere
de tiener
der Jugendliche
die Jugendliche
de volwassende
der Erwachsene
die Erwachsene
volwassen
groß
jong
jung
oud
alt
de ouderen
de 65-plussers
die Senioren
de ouderdom
de hoge leeftijd
das Alter
over
ouder dan
über
overlijden
doodgaan
sterven
sterben
om het leven komen
ums Leben kommen
de dood
het overlijden
der Tod
dood
tot
de dode
der Tote
die Tote
dodelijk
tödlich
het hoofd
der Kopf
het haar
das Haar
het gezicht
das Gesicht
het oog
das Auge
het oor
das Ohr
de neus
die Nase
de mond
der Mund
de lip
die Lippe
de tand
de kies
der Zahn
blinken
blitzen
de hersenen
het brein
das Gehirn
de nek
de keel
de hals
der Hals
de keelpijn
die Halsschmerzen
de borst
de borsten
die Brust
ademen
atmen
de adem
der Atem
de buik
der Bauch
de maag
der Magen
het hart
das Herz
zenuwachtig
aufgeregt
de long
die Lunge
de rug
der Rücken
de billen
het achterste
der Po
der Hintern
de schouder
die Schulter
de arm
der Arm
iemand voor de gek houden
jemanden auf den Arm nehmen
de hand
die Hand
de vinger
der Finger
pink
der kleine Finger
de nagel
der Nagel
de teennagel
der Fußnagel
der Zehennagel
de teen
die Zehe
het been
das Bein
de voet
der Fuß
het knie
das Knie
het lichaam
der Körper
het bot
het been
der Knochen
de huid
die Haut
de spier
der Muskel
de zenuw
der Nerv
het bloed
das Blut
bloed verliezen
Blut verlieren
bloeden
bluten
eruitzien
aussehen
het uiterlijk
das Aussehen
knap
mooi
hübsch
mooi
fraai
knap
schön
lelijk
hässlich
bleek
blass
de figuur
het lichaam
die Figur
jeugdig
jong
jugendlich
aantrekkelijk
attractief
mooi
attraktiv
op elkaar lijken
sich ähnlich sehen
onderscheiden
uit elkaar houden
unterscheiden
het verschil
der Unterschied
veranderen
sich verändern
lijden onder
last hebben van
unter etwas leiden
lang
groß
klein
klein
de lengte
die Größe
dik
dick
dun
dünn
slank
schlank
wegen
wiegen
afvallen
abnehmen
Gewicht reduzieren
aankomen
zunehmen
blond
blond
bruin
braun
zwart
schwarz
grijs
grau
kort
kurz
lang
lang
donker
dunkel
licht
hell
groen
grün
blauw
blau
zien
sehen
zichtbaar
sichtbar
kijken
aankijken
schauen
kijk eens
Schau mal
kijken
gucken
kijk eens
Guck mal
aankijken
bekijken
ansehen
angucken
observeren
goed kijken naar
bekijken
beobachten
bekijken
beschouwen
betrachten
horen
luisteren (naar)
hören
begrijpen
verstaan
horen
verstehen
de stem
die Stimme
zacht
leise
stil
rustig
still
hard
lawaaierig
laut
ruiken
riechen
de geur
der Geruch
stinken
stinken
schlecht riechen
de smaak
der Geschmack
smaken
schmecken
zoet
süß
zuur
sauer
bitter
bitter
heet
gekruid
pittig
scharf
zout
salzig
mild
mild
het gevoel
das Gefühl
voelen
fühlen
aanraken
berühren
aanraken
anfassen
bespeuren
voelen
spüren
waarnemen
gewaarworden
opmerken
wahrnehmen
de waarneming
die Wahrnehmnung
warm
warm
heet
heiß
koud
kalt
de hitte
die Hitze
de warmte
die Wärme
de kou
die Kälte
opmerken
bemerken
doorhebben
bemerken
herkennen
erkennen
merken
doorhebben
merken
zich realiseren
sich realisieren
opvangen
mitbekommen
de realitiet
die Realität
de werkelijkheid
die Wirklichkeit
opletten
letten op
aufpassen
