12 Soziale Beziehungen Flashcards
de familie
het gezin
die Familie
het familielid
de verwante
der Verwandte
die Verwandte
verwant
familie zijn
verwandt
de familie
die Verwandschaft
de naaste
het familielid
der Angehörige
die Angehörige
het familielid
de (naaste) verwante
der (enge) Verwandte
die (enge) Verwandte
de generatie
die Generation
de vader
der Vater
de moeder
die Mutter
de ouders
die Eltern
de mama
de moeder
ma
die Mama
die Mami
de papa
de vader
de pa
der Papa
der Vati
het kind
das Kind
eigen
eigen
de dochter
die Tochter
de zoon
der Sohn
de opvoeding
die Erziehung
opvoeden
erziehen
beïnvloeden
beeinflussen
de invloed
der Einfluss
alleen (achter)laten
in de steek laten
allein lassen
zorgen
zich bekommeren
sich kümmern
helpen
helfen
de hulp
de steun
die Hilfe
ondersteunen
helpen
unterstützen
de steun
de ondersteuning
de hulp
die Unterstützung
broers en/of zussen
die Geschwister
de broer
der Bruder
de zus
die Schwester
verschillend
uiteenlopend
unterschiedlich
anders
anders
verschillend
verscheidene
enige
verschieden
zich staande houden
zich laten gelden
sich behaupten
zich staande houden
zich doen laten gelden
sich durchsetzen
de grootouders
die Großeltern
de grootvader
der Großvater
de grootmoeder
die Großmutter
de oma
die Oma
de opa
der Opa
het kleinkind
der Enkel
de kleinzoon
der Enkelsohn
het kleinkind
das Enkelkind
de peuter
das Kleinkind
de kleindochter
die Enkelin
de tante
die Tante
de oom
der Onkel
de neef
zoon van oom/tante
der Cousin
de Vetter
de nicht
dochter van oom/tante
die Cousine
de neef
zoon van broer/zus
der Neffe
de nicht
dochter van broer/zus
die Nichte
schoon
Schwieger-
de schoonouders
die Schwiegereltern
de schoondochter
die Schwiegertochter
de schoonzoon
der Schwiegersohn
trouwen
huwen
heiraten
iemand tot vrouw nemen
iemand tot man nemen
zur Frau nehmen
zum Mann nehmen
elkaar het jawoord geven
sich das Jawort geben
het (aangaan van het) huwelijk
die Heirat
kerkelijk trouwen
kirchlich heiraten
voor de wet trouwen
standesamtlich heiraten
de bruiloft
die Hochzeit
het huwelijk
de echt
die Ehe
het echtpaar
das Ehepaar
het stel
het koppel
het paar
das Paar
de echtgenoot
de man
der Ehemann
de echtgenote
de vrouw
die Ehefrau
houden
behalten
een geregistreerd partnerschap aangaan
sich verpartnern
het geregistreerd partnerschap
die eingetragene Lebenspartnerschaft
de relatie
die Beziehung
overweg kunnen met
kunnen opschieten met
sich verstehen
goed kunnen opschieten
goed overweg kunnen met
sich gut verstehen
de relatie
de band
das Verhältnis
een verhouding hebben met iemand
een affaire hebben met iemand
ein Verhältnis mit jemandem haben
gaan scheiden
sich scheiden lassen
de scheiding
die Scheidung
uit elkaar gaan
scheiden
weg zijn bij
sich trennen
de scheiding
het uit elkaar gaan
die Trennung
de partner
der Partner
de partner (v)
die Partnerin
de mens
der Mensch
hij is ook maar een mens
Er ist doch auch nu ein Mensch
menselijk
menschlich
vergissen is menselijk
irren ist menschlich
individueel
afzonderlijk
per individu
individuell
de mensen
de lui
die Leute
de knul
de vent
de kerel
der Typ
men
je
man
de vriend
der Freund
de vriendin
die Freundin
de vriendschap
die Freundschaft
kennen
kennen
leren kennen
kennenlernen
de kennis
der Bekannte
die Bekannte
oud
alt
het contact
der Kontakt
contacten onderhouden
Kontakte pflegen
tegenkomen
ontmoeten
begegnen
toevallig
zufällig
per toeval
durch Zufall
per Zufall
de groep
die Gruppe
de vereniging
de club
der Verein
het lid
das Mitglied
de samenleving
de maatschappij
het gezelschap
die Gesellschaft
goed gezelschap
gute Gesellschaft
sociaal
sozial
tutoyeren
met du aanspreken
duzen
elkaar tutoyeren
sich duzen
vousvoyeren
met Sie aanspreken
siezen
elkaar vousvoyeren
sich siezen
privaat
privat
persoonlijk
persönlich
alleen
allein
alleen
eenzaam
allein
eenzaam
einsam
samen
zusammen
bij elkaar komen
zusammenkommen
samenwerken
zusammenarbeiten
samen-
bij elkaar
zusammen-
samen
gezamenlijk
gemeenschappelijk
gemeinsam
met elkaar
miteinander
van elkaar
voneinander
beide
allebei
beide
het rekening houden met
die Rücksicht
het begrip
das Verständnis
de toegevendheid
de welwillendheid
die Nachsicht
beschermen
behoeden
schützen
iemand in bescherming nemen
Schutz geben
aardig zijn
lieb sein
het respect
het ontzag
der Respekt
(kunnen) vertrouwen
rekenen
sich verlassen
sympathiek
sympatisch
onsympathiek
unsympatisch
opkomen
moeite doen
sich einsetzen
delen
teilen
beloven
versprechen
uitnodigen
einladen
de uitnodiging
die Einladung
van harte
hartelijk
herzlich
komen
kommen
bezoeken
op bezoek gaan
besuchen
accepteren
aannemen
annehmen
passen
uitkomen
schikken
passen
zich verheugen
blij zijn (met/over)
sich freuen
het bezoek
de visite
der Besuch
visite krijgen
Besuch bekommen
de gast
der Gast
de gastheer
der Gastgeber
de gastvrouw
die Gastgeberin
aanbieden
anbieten
het cadeau
het geschenk
das Geschenk
cadeau geven
schenken
schenken
inpakken
einpacken
verpakken
inpakken
verpacken
krijgen
bekommen
kriegen
bijzonder
speciaal
besonderer
besondere
besonderes
afzeggen
afmelden
absagen
ophalen
abholen
begeleiden
vergezellen
begleiten
aardig
leuk
gezellig
nett
ophouden
tegenhouden
aufhalten
afspreken
een afspraak maken
een afspraak hebben
sich verabreden
een afspraak hebben
afgesproken hebben
verabredet sein
de afspraak
die Verabredung
elkaar zien
ontmoeten
(sich) treffen
het trefpunt
de ontmoetingsplaats
der Treffpunkt
afspreken
ausmachen
vereinbaren
langskomen
vorbeikommen
privaat
privat
de vergadering
de bijeenkomst
het overleg
die Versammlung
groeten
grüßen
de groeten doen
grüßen
goedendag
Guten Tag
hallo
hoi
hallo
goedenmorgen
Guten Morgen
goedenavond
Guten Abend
goedenacht
slaap lekker
Gute Nacht
de groet
der Gruß
overbrengen
ausrichten
begroeten
verwelkomen
begrüßen
de hand
die Hand
omhelzen
een knuffel geven
umaremn
ontvangen
begroeten
empfangen
de receptie
de ontvangst
de borrel
der Empfang
aannemen
abnehmen
uitdoen
ausziehen
welkom
willkommen
hartelijk welkom
herzlich willkommen
voorstellen
introduceren
vorstellen
afscheid nemen
(sich) verabschieden
het afscheid
der Abschied
tot ziens
dag
auf Wiedersehen
dag
doei
tschüs
tot snel
tot zo
tot straks
bis bald
bis gleich
bis nachher
zwaaien
winken
de deur
die Tür
openhouden
aufhalten
kloppen
klopfen
(aan)kloppen
anklopfen
open
offen
gesloten
dicht
op slot
geschlossen
zu
ruziemaken
ruzie hebben
streiten
de ruzie
de onenigheid
der Streit
ruzie krijgen
in einen Streit geraten
het conflict
der Konflikt
een conflict bijleggen
einen Konflikt lösen
dwingen
zwingen
zich tot iets zetten
sich zwingen
het geweld
die Gewalt
liegen
lügen
niet de waarheid zeggen
nicht die Wahrheit sagen
de leugen
die Lüge
waar
echt
werkelijk
wahr
niet waar
unwahr
de waarheid
die Wahrheit
stiekem
heimelijk
heimlich
doen alsof
voorgeven
so tun
als ob
overdrijven
übertreiben
weigeren
sich weigern
verlaten
weggaan bij
verlassen
verzuimen
niet doen
vergeten
versäumen