24 Klima Flashcards
het weer
das Wetter
over het weer praten
über das Wetter reden
het weer voorspellen
das Wetter vorhersagen
hoe
wie
lenteachtig
frühlingshaftes
blijven
bleiben
veranderen
sich ändern
koud
kalt
warm
warm
koel
kühl
zonnig
sonnig
benauwd
broeierig
drukken
schwül
het weerbericht
der Wetterbericht
de weersvoorspelling
die Wettervorhersage
volgens
laut (+D)
gemäß (+D)
de temperatuur
die Temperatur
dalen
zakken
sinken
stijgen
steigen
dalen
fallen
hoog
hoch
laag
niedrig
de graad (Celsius)
der Grad (Celsius)
min
onder nul
minus
de koud
die Kälte
de hitte
die Hitze
heet
heiß
het koud hebben
frieren
zweten
schwitzen
de sneeuw
der Schnee
vallen (de sneeuw)
fallen
sneeuwen
schneien
de (regen) bui
der Schauer
sterk
krachtig
stevig
zwaar
stark
het ijs
de ijzel
das Eis
das Glatteis
de vorst
der Frost
vriezen
frieren
bevriezen
gefrieren
de lucht
der Himmel
een betrokken lucht
ein bedeckter Himmel
bewolk
bewölkt
wolkeloos
geen wolken
wolkenlos
de wolk
die Wolke
regenen
regnen
gieten
schütten
de regen
der Regen
de motregen
der Nieselregen
de neerslag
der Niederschlag