5.4 Flashcards
1
Q
appropriate
A
juist / geschikt
2
Q
assertive
A
zelfverzekerd
3
Q
cheek
A
wang
4
Q
delicate
A
gevoelig
5
Q
discomfort
A
ongemak
6
Q
distract (to)
A
afleiden
7
Q
dose
A
hoeveelheid
8
Q
extensively
A
uitgebreid
9
Q
gradually
A
geleidelijk
10
Q
inflamed
A
ontstoken
11
Q
itchy
A
jeukend
12
Q
make a fuss (to)
A
(nodeloze) drukte maken
13
Q
on behalf of
A
namens
14
Q
out-of-the-ordinary
A
ongewoon
15
Q
prescribe (to)
A
voorschrijven van medicijn