5.3 Flashcards
1
Q
all fours
A
op handen en voeten
2
Q
attain (to)
A
bereiken
3
Q
awareness
A
bewustzijn
4
Q
background
A
achtergrond
5
Q
benefit (to)
A
voordeel halen
6
Q
bottom
A
hier: zitvlak
7
Q
chore
A
karwei / klusje
8
Q
continually
A
aanhoudend
9
Q
downward
A
naar beneden
10
Q
exhale (to)
A
uitademen
11
Q
extend (to)
A
uitrekken / langer maken
12
Q
face (to)
A
ergens naar kijken
13
Q
fortune
A
het lot
14
Q
herbal
A
kruiden-
15
Q
inhale (to)
A
inademen
16
Q
lean back (to)
A
achterover leunen
17
Q
lower (to)
A
laten zakken
18
Q
master (to)
A
onder de knie krijgen
19
Q
no matter what
A
maakt niet uit wat
20
Q
participate (to)
A
deelnemen
21
Q
practise (to)
A
oefenen
22
Q
reach up (to)
A
reiken naar
23
Q
rise up (to) – rose – risen
A
opstaan
24
Q
slight
A
gering / klein
25
Q
venture (to)
A
(aan) durven