2.2 Flashcards
1
Q
blinds
A
jaloezieën
2
Q
bold
A
druk, gewaagd
3
Q
bulky
A
omvangrijk
4
Q
clumsy
A
onhandig
5
Q
curtains
A
gordijnen
6
Q
fling (to) - flung - flung
A
gooien
7
Q
install (to)
A
installeren, ophangen
8
Q
mean
A
gemeen
9
Q
neat
A
netjes
10
Q
possessions
A
bezittingen
11
Q
practical
A
praktisch
12
Q
protest (to)
A
protesteren
13
Q
reflect (to)
A
reflecteren, terugkaatsen
14
Q
rug
A
tapijt, karpet
15
Q
sense
A
gevoel