2.5 Flashcards
1
Q
address (to)
A
aanpakken, behandelen
2
Q
affect (to)
A
beïnvloeden
3
Q
appreciate (to)
A
waarderen
4
Q
autehenticate (to)
A
echt verklaren
5
Q
controversial
A
omstreden
6
Q
emerge (to)
A
tevoorschijn komen
7
Q
equate (to)
A
gelijkstellen
8
Q
keep something in mind (to)
A
onthouden, bedenken
9
Q
nick (to)
A
stelen
10
Q
notable
A
opvallend
11
Q
prosecution
A
vervolging
12
Q
reveal (to)
A
onthullen
13
Q
signature
A
handtekening
14
Q
spice up (to)
A
opleuken, mooier maken
15
Q
stencil
A
sjabloon