4.4 Significantie en relevantie van resultaten Flashcards
In welke 3 stappen verloopt het beoordelen van de resultaten?
1) Formuleer de hypothese (nulhypothese)
2) Resultaat uit de verzamelde gegevens (standaardfout)
3) Beoordeel steekproefuitkomst (Toetsingsgrootte, tabellen en verdelingen)
Wat is een nulhypothese?
Het definieert de huidige situatie, dus er wordt bedoeld dat er geen verschil is
Eerste aanname is altijd dat de nulhypothese klopt
Nulhypothese: X1=X2
Wat is de alternatieve hypothese?
Er is wel een verschil
Op welke 2 manieren kan de P-waarde worden geïnterpreteerd?
Als P < 0.05 (Afvragen hoe groot het verschil/effect/ratio is, wat de CI is en de betekenis van de bevindingen):
- De nulhypothese verwerpen, uitkomst is statistisch significant
- Gevonden resultaat is te bijzonder voor de nulhypothese, H0 verwerpen
Als P > 0.05 (Afvragen of de steekproefgrootte wel genoeg was):
- Geen reden om de nulhypothese te verwerpen, uitkomst is niet statistisch significant
- Gevonden resultaat is acceptabel voor de nulhypothese, H0 behouden
P-waarde is de maat voor door toevalligheid gevonden bevindingen
Hoe kan de grafiek met de CI worden afgelezen?
Hoe breed de spreiding is rondom de 0 is afhankelijk van de standaardfout
Als gevonden resultaat in het midden is:
- Conclusie is dat de nulhypothese klopt
Als gevonden resultaat ver weg van het midden is:
- Conclusie is dat de nulhypothese niet klopt
- Er is wel een verschil
Wat gebeurd er als de steekproef grootte toeneemt?
- Betrouwbaarheidsinterval wordt kleiner
- De P-waarde wordt kleiner
Met voldoende grote steekproef is ook een klein verschil significant te krijgen, terwijl het niet altijd klinisch/praktisch relevant is
Wat kan er mis gaan tijdens het interpreteren van de resultaten?
- Resultaat is niet altijd valide
- Verkeerde analyse/toetsingstechniek gebruikt
- Onzekerheid bij toetsen
Wat is er aan de hand bij een Type I fout?
De kan op een Type I fout komt als de grens van P < 0.05 wordt gebruikt.
Er wordt dan per toeval aangenomen dat de alternatieve hypothese klopt, terwijl de nulhypothese eigenlijk klopt
Wat is er aan de hand bij een Type II fout?
De alternatieve hypothese klopt, maar wordt per toeval verworpen en de nulhypothese aangenomen
De kans hierop is afhankelijk van:
- De (onbekende) waarheid
- Steekproefgrootte (grote groep, kleinere kans op Type II fout)
Er is een grotere kans op type II bij te weinig power