4.3 Betrouwbaarheid en validiteit in onderzoek Flashcards

1
Q

Wat wordt er bedoeld met de term populatie/population?

A

De gehele groep waarin geïnteresseerd wordt tijdens het onderzoek

Er wordt gekeken naar welke groep het betreft (de
doelgroep) en over deze groep gaat de studie ook

Er wordt ook gesteld dat de gemiddelde in de populatie gelijk is aan de gemiddelde wat in de steekproef is gevonden, hetzelfde geldt ook voor de spreiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de random selectie en waarom wordt het gedaan?

A

Het is een vertaling van een groep patiënten tegenover de gehele populatie (zodat de steekproef representatief is voor de bevolking)

De deelnemers worden willekeurig gekozen wat betekent dat alle patiënten dezelfde kans hebben om mee te doen met de studie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer wordt er gesproken van een systematische fout/bias?

A

Als de resultaten van de studie niet hetzelfde zijn als ze in de echte populatie zouden zijn.

Er is een afwijking van de echte uitkomst als gevolg van aanwijsbare redenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de controle groep/placebo groep?

A

Studie effect (placebo effect)

Groep met nepmedicatie, ter vergelijking van de echte behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de behandelde groep?

A

Studie effect + Behandelingseffect

Er wordt daadwerkelijk gegeven of het onderzoek werkt of niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe gebeurt randomisatie en wat is het?

A

Patiënten worden willekeurig in een behandelingsgroep geplaatst

Alle andere potentiele factoren die invloed kunnen hebben op de primaire uitkomstmaat is in evenwicht tussen de 2 groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer spreken we van een dubbel-blind onderzoek?

A

Als de feitelijke behandeling (in welke groep/behandeling de patiënt is) niet bekend is bij de patiënt en ook niet bij de behandelaar/onderzoeker

Dit is overigens niet altijd haalbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer moet er worden gecorrigeerd?

A

Er moet worden gecorrigeerd voor factoren die de relatie van het onderzoek kunnen verstoren (als die er zijn)

Bij observationele studies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer kunnen we spreken van en valide onderzoeksresultaat?

A
  • Als er sprake is van een representatieve steekproef
  • Als er geen systematische fouten/bias in de metingen aanwezig is
  • Als er is gecontroleerd voor verstorende factoren (bij observationele studies, als er geen RCT is uitgevoerd)
  • Als er rekening is gehouden met het placebo-effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan de betrouwbaarheid van de metingen worden vergroot?

A
  • Bij een minimale meetfout
  • Als er wordt gehouden aan een protocol
  • Als er herhaald wordt gemeten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarvan is de grootte van een steekproef van afhankelijk?

A

Spreiding van de metingen:
- Natuurlijke spreiding kan groter zijn waardoor er groter toevallige fouten kunnen zijn

Steekproefgrootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een puntschatting?

A

1 waarde voor de uitkomst, verkregen uit de steekproef

Hierdoor kan er een marge ontstaan voor de toevallige fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt er bedoeld met een standaardfout?

A

Het is een maat voor de onzekerheid van de gevonden schatting voor de uitkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een betrouwbaarheidsinterval/Confidence interval (BI of CI)?

A

Het wordt berekend door middel van de standaardfout. Het is de mate van onzekerheid over het gevonden waarde van de uitkomst

Als het onderzoek oneindig vaak zou worden herhaald dan zou je in 95% van alle BI’s het echte, ware populatiepercentage liggen. Het is het gebied rondom de puntschatting wat de zekerheid geeft

Er wordt meestal gesproken van een betrouwbaarheidsinterval van 95%, in sommige onderzoeken kan dit ook 99% zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar is de breedte van een betrouwbaarheidsinterval van afhankelijk?

A

Hoe groot moet de betrouwbaarheid zijn:
- Als de betrouwbaarheidsinterval 95% is, dan is er 5% kans dat de waarde niet in het interval ligt

Steekproefgrootte n:
- Breedte van de betrouwbaarheidsinterval is evenredig met √n (steekproef 4x zo groot, BI 2x zo smal)

Bij een gemiddelde:
- Is de spreiding van de variabele belangrijk (grotere spreiding, gemiddeld minder nauwkeurig in te schatten)
- Normaal verdeelde variabele

Bij een percentage (dichotome variabele):
- Is het dicht bij 50%?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt er bedoeld met een populatiemeter?

A

Dat is de uitkomst waarin we geïnteresseerd zijn

17
Q

Wat is een steekproef/sample?

A

De groep waarin gegevens worden verzameld

18
Q

Wat is de validiteit/validity?

A

Juistheid, gemiddelde wordt de juiste waarde van de uitkomst gevonden

19
Q

Wat is de steekproefvariatie/sample variation?

A

Verschillen tussen uitkomsten van (gelijkwaardige) steekproeven

20
Q

Wat wordt er bedoeld met een toevallige fout/random error?

A

Afwijking van de echte uitkomst door toevallige, niet te controleren oorzaken

21
Q

Wat is een normaalverdeling/normal distribution?

A

Veel voorkomende vorm het verdelen van gegevens
- In klokvorm, symmetrisch

Veel statische concepten worden ook zo verdeeld

22
Q

Wat is de standaarddeviatie/standard deviation?

A

Maat voor de spreiding van gegevens/afwijking t.o.v. het gemiddelde

23
Q

Wat is het referentie-interval?

A

Gebied rondom het gemiddelde waarin bepaald percentage van de gegevens ligt