2.9 Verbetering en opname van voedingscomponenten in de Tractus digestivus Flashcards

1
Q

Welk enzym komt voor in de mondholte en welke macronutriënt wordt hierdoor verteerd?

A

Amylase wat zorgt voor de vertering van koolhydraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk enzym komt voor in de maag en welke macronutriënt wordt hierdoor verteerd?

A

Pepsine wat zorgt voor de vertering van eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zorgt voor vergroting van het contactoppervlak voor enzymen in het spijsverteringskanaal?

A
  • Kauwen/malen
  • Mengen
  • Vochttoediening (8 liter per dag)
  • Eiwitdenaturatie (lage pH in de maag)
  • Emulgeren
  • Micel vorming (gal)

De spijsvertering is nodig voor de afbraak van macromoleculen tot transporteerbare brokstukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat zetmeel (60%)?

A

Amylose (lineair keten) en amylopectine (lineair keten met enkele vertaking).

Het is een polysacharide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waaruit bestaat suiker (35%) ?

A

Glucose en fructose
(disaccharide)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat lactose (5%) ?

A

Glucose en galactose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de bouwstenen en glycosidische componenten van zetmeel?

A
  • D-glucose
  • a-1,4 (amylose)
  • a-1,4/ a-1,6 (amylopectine, 4%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de bouwstenen en glycosidische componenten van sucrose?

A
  • D-glucose/D-fructose
  • a-1,2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de bouwstenen en glycosidische componenten van lactose (melksuiker)?

A
  • D-galactose/D-glucose
  • b-1,4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de bouwstenen en glycosidische componenten van cellulose (voedingsvezel)?

A
  • D-glucose
  • b-1,4 (niet helemaal verteerd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn D-glucose en L-glucose van elkaar?

A

Stereo-isomeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar worden maltose, maltotriose en a-gelimiteerde dextrines verwerkt tot enkelvoudige glucose moleculen die kunnen worden opgenomen door de cel?

A

Op membraan darmepitheel in gebonden hydrolases

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke enzymen spelen een rol bij de koolhydraat digestie?

A

Maltase en sucrase isomaltase

Lactase is het traagste enzym

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de eindproducten van koolhydraat digestie?

A
  • Glucose (aldehyde)
  • Fructose
  • Galactose

Deze worden opgenomen. Ze zijn allemaal monosacchariden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 2 exopeptidasen bestaan er?

A
  • Aminopeptidases (darmoppervlak en ook in cytosol enterocyt, verbreken de binding aan het amino-uiteinde van de keten)
  • Carboxypeptidases (pancreas, verbreken de binding aan de carboxyluiteinde)

Aminopeptidase begint met knippen in het begin en de carboxypeptidase knipt aan het einde. Door de endopeptidases kan het sneller opnieuw beginnen met knippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de eindproducten van eiwit digestie?

A
  • Aminozuren
  • Di- en tripeptide
17
Q

Welke lipases zijn betrokken bij vetafbraak?

A
  • (Speeksel)
  • Maaglipase
  • Pancreas-lipase
  • Melk-lipase
18
Q

Welke vet komt het meest voor in onze voeding?

A

Triglyceriden (90%)

19
Q

Welke enzym in het duodenum activeert trypsine?

A

Enterokinase

(Trypsinogeen omgezet in Trypsine door Enterokinase)

20
Q

Wat activeert trypsine?

A

Trypsine activeert zichzelf en andere pro-enzymen (zymogenen). Het pro-stukje wordt afgeknipt om zo het enzym actief te krijgen. Enterokinsase op de brush border (opp. van het duodenum) activeert omzetting van trypsinogeen in trypsine.

Het is verpakt in granulae samen met trypsin inhibitor (remmend peptide)

Dit voorkomt zelf-digestie

21
Q

Door welk transport wordt glucose tegen de concentratiegradiënt in vervoerd?

A

Na+ gekoppeld transport (Glucose aan de apicale zijde te koppelen aan Na)

(Lichaamsbloedsuikerspiegel is minimaal 4/5 mM)

22
Q

Lossen korte of lange vetzuren beter op in water (en bloed)?

A

Korte vetzuren, deze worden ook rechtstreeks afgegeven (passief) aan de poortader naar de lever

23
Q

Wat is de route van lange vetzuren (C>17) naar de bloedbaan?

A

Van 2-monoglycerol (micel) worden tri-acylglycerol gemaakt (o.i.v. ATP). Vervolgens wordt er een laag van apolipoproteïnen en fosfolipiden om de vetdruppel heen gemaakt, hierdoor ontstaat er in water oplosbaar chylomicron. Deze passen niet door de wand capillair en worden via het golgi apparaat uitgescheiden (exocytose) in de lymfeklieren en via de lymfeklieren naar de bloedbaan onder de schouderblad

Hierdoor is er geen passage van vet naar de lever

24
Q

Wat is de voedingssamenstelling van Macro-nutriënten?

A
  • Koolhydraten: 200 gram
  • Eiwitten: 100 gram
  • Vetten/lipiden: 100 gram
  • Vezel: 30 gram
25
Q

Wat is de voedingssamenstelling van micro-nutriënten?

A
  • Mineralen: Ca2+, Mg, fosfaat
  • Spore-elementen: Fe, I, Se, Cu, Zn
  • Vitamines
26
Q

Wat is de voedingssamenstelling van zouten?

A

Elektrolyten:
- Na
- K
- Cl
- HCO3-

27
Q

Welke bindingen worden niet door de a-amylase geknipt?

A
  • Knipt geen eindstandig a-1,4
  • Knipt a-1,4 wel, maar geen a-1,6
  • Knipt geen a-1,4 naast een a-1,6

Amylase wordt afgegeven door de speekselklieren en de pancreas. Pancreas voegt spijsverteringsenzymen, bicarbonaat en water toe aan maagdarmkanaal

Om een a-1,6 binding te breken is er een isomaltase nodig. Vormt complex met sucrase. Sucrase kan b-1,2 binding verbreken

28
Q

Welke endopeptidases zijn er en waar werken ze?

A
  • Pepsine (maag): Knipt Phe, Try, Tryp
  • Trypsine (pancreas): Knipt Lys, Arg
  • Chymotrypsine (pancreas): Knipt Tryp, Phe
  • Elastase (pancreas): Ala, Gly, Ser

Knippen midden in de eiwitketen zodat de aminopeptidase en carboxypeptidase sneller hun werk kunnen doen

29
Q

Wat zijn de kenmerken van een pancreas-lipase?

A
  • Bevindt zich in het duodenum (Bulk fase)
  • Alkalisch (heeft een pH optimum)
  • Colipase-afhankelijk
  • Product: 2-MAG+FFA

(85%)

30
Q

Wat zijn de kenmerken van een melk lipase?

A
  • Bevindt zich in moedermelk
  • Is zuur-resistent
  • Alkalisch (heeft een pH optimum)
  • Galzout-gestimuleerd
  • Product: Glycerol+FFA
31
Q

Waarvoor is Co-lipase nodig en wat is het verschil tussen actief en passief Co-lipase?

A

Co-lipase is nodig voor activatie van pancreas-lipase, zonder pancreas lipase onvoldoende digestie van vet

Inactief Pro-lipase:
- Wordt samen met lipase uitgescheiden door de pancreas om daarna pas omgezet te worden tot actief Co-lipase

Actief Co-lipase:
- Gevormd in het duodenum door trypsine inwerking

Dit is een systeem om zelf-digestie te voorkomen

32
Q

Wat gebeurt er in de Bulkfase?

A
  • Verteren en opsplitsen van voedsel in kleinere stukjes. Grote voedselbrokken worden verwerkt in het darmkanaal
  • Polymeer naar monomeer
  • Gebeurt in de dunne darm
  • De grootste vertering vindt tijdens deze fase plaats
  • Vetzuren worden vrijgemaakt onder invloed van lipase