3.1 - 3.3 Zelftoetsing Flashcards
Welke factoren bepalen de energiebehoefte van een atleet?
De energiebehoefte wordt bepaald door:
Basaal metabolisme (BMR) → Energie in rust.
Fysieke activiteit (PAL) → Hoeveelheid en intensiteit van de training.
Thermisch effect van voedsel (TEF) → Energie nodig voor vertering.
Lichaamssamenstelling → Meer spiermassa = hoger energieverbruik.
Leeftijd en geslacht → Jongeren en mannen hebben vaak een hoger energieverbruik.
Hoe verandert de energiebalans tijdens een trainingsperiode?
Tijdens intensieve trainingsperiodes kan het energieverbruik sterk stijgen. Als de energie-inname niet meegroeit, ontstaat een negatieve energiebalans, wat leidt tot gewichtsverlies en mogelijk prestatieverlies.
Waarom hebben duursporters een hogere koolhydraatbehoefte dan krachtsporters?
Duursporters gebruiken voornamelijk koolhydraten als brandstof voor langdurige inspanning. Glycogeenvoorraden raken snel uitgeput, waardoor een hogere inname nodig is om prestaties te behouden.
Krachtsporters hebben ook koolhydraten nodig, maar hun verbruik is lager doordat krachttraining minder lang en intensief is dan duurtraining.
Hoe beïnvloedt de lichaamssamenstelling (vetvrije massa) de ruststofwisseling?
Vetvrije massa (spieren, organen) verbruikt meer energie in rust dan vetmassa. Atleten met meer spiermassa hebben een hogere BMR, waardoor ze een hogere energie-inname nodig hebben om spierafbraak te voorkomen.
Wat gebeurt er met het basaal metabolisme als een atleet in een langdurig calorietekort zit?
Het BMR daalt, omdat het lichaam energie gaat besparen. Dit kan spierafbraak versnellen en het herstelproces vertragen.
Wat zijn de belangrijkste functies van koolhydraten voor sporters?
Koolhydraten leveren snelle energie, vullen glycogeenvoorraden aan en ondersteunen de herstelfase na inspanning.