3. epidemiologie Flashcards

1
Q

geef 4 kenmerken van een cross-sectioneel onderzoek

A
  1. onderzoek v een populatie (met geassocieerde factoren vd aandoening)
  2. puur beschrijvend
  3. testen v hypothesen
  4. gericht op verkrijgen v informatie over de prevalentie v een ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een casecontrolstudie?

A

een studie waarbij personen met een ziekte vergeleken worden met gezonde personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een confounder?

A

een verstorende variabele, die verantwoordelijk is voor vertekende weergave van de resultaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4 kenmerken v een cohortstudie.

A
  1. prospectief onderzoek
  2. mogelijke oorzaak v een ziekte staat centraal
  3. incidentie kan worden bepaald (n nieuwe ziektegevallen)
  4. alle onderzoekspersonen zijn bij aanvang gelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat betekent een odds ratio van 1,0?

A

de afwezigheid van een verband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat betekent een odds ratio groter dan 1,0?

A

de factor komt meer voor bij de zieken dan bij de gezonden. (kleiner dan 1,0 : vice versa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gingivitis: evaluatie op basis van:(3)

A

1 kleur
2 vorm
3 bloeding (BOP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar gaat de Gingival Index van Loë & SiIlness (1963) vanuit?

A

dat roodheid en zwelling de eerste symptomen v ontsteking zijn ( + angulair sonderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar gaat de SBI (Muhlemann & Son, 1971) vanuit?

A

dat bloeden na sonderen eerder optreedt dan symptomen v roodheid en zwelling (+ parallel sonderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is een belangrijk verschil tussen de indices GI (loe&silness) en SBI (muhlemann&sonn)?

A

de wijze van sonderen (GI sondeert óp de gingiva, SBI wel in pocket)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is er speciaal aan de Modified Gingival Index (Lobene, 1986)?

A

dit is een gingivitisindex waarbij niet wordt gesondeerd.(ivm plaqueverstoring en de mogelijkheid om vaker achter elkaar te evalueren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke index is een samengestelde index en wat evalueert deze?

A
  • Periodontal Index (Russell, 1956)

- gingivale ontsteking, pocketvorming en tandbeweeglijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het nadeel van de Periodontal Index (Russell)?

A

er kan geen onderscheid gemaakt worden tussen personen met alleen maar gingivitis en personen die zowel gingivitis als parodontitis hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat meet de Periodontal Disease Index (Ramfjord, 1959)?

A
  1. gingivale ontsteking
  2. pocketdiepte
  3. aanhechtingsverlies(!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke elementen zijn de Ramfjord elementen?

A

16, 21, 24, 36, 41, 44 (resprentatief voor de mond: gingivitis alleen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een criterium voor het hebben van parodontitis?

A
  • (approximaal) aanhechtingsverlies
17
Q

waar staat CPITN voor?

A

Community Periodontal Index for Treatment Needs

18
Q

Wat is het verschil tussen de CPITN en DPSI?

A

bij de DPSI is de score 3 van de CPITN opgesplitst in een score 3- en 3+. ( : enige mate van aanhechtingsverlies meegeteld)

19
Q

factoren die geassocieerd zijn met parodontitis (7)

A
  1. aanwezigheid bacteriën
  2. ras
  3. leeftijd
  4. geslacht
  5. SES
  6. roken - diabetes
  7. pyschische facoren: stress