17. adulte parodontitis Flashcards

1
Q

welke leeftijd hoort er bij adulte parodontitis

A

36>

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

visueel klinische symptomen van AP, beginned stadium (5)

A
  1. rode kleur
  2. .zwelling
  3. ALTIJD bop
  4. soms pus
  5. pocket wordt dieper :verlies bindweefselaanhechting en botafbraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

visueel klinische symptomen AP, gevorderd stadium (4)

A
  1. recessie vd gingiva
  2. mobiliteit vh element
  3. pathologische migratie
  4. kipping of uitgroei vd elementen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

röntgenologische symptomen AP

A
  1. horizontale en angulaire botafbraak
  2. botkratervorming bij angulaire afbraak (1-2-3)
  3. pas als corticale botplaten in afbraakproces betrokken zijn:te zien op rx
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom is de progressie van botafbraak beter vast te stellen met een pocketsonde?

A
  1. omdat lokale en beginnende botafbraak vaak niet te zien zijn op röntgenfoto’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarom is de lokale en beginnende botafbraak niet op rx te zien?

A

botafbraak begint vaak midden approximaal, waardoor buccale en linguale corticale botplaten niet zijn aangetast. Pas als deze botplaten in het afbraakproces zijn betrokken, zal de botafbraak op rx te zien zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke vormen van botkratervormingen zijn er?

A

een-, twee- en driewandige botdefecten.

driewandig is meest beperkt; eenwandig het meest uitgebreid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voor het röntgenologisch bepalen v botafbraak zijn 3 karakterisitieken belangrijk:

A
  1. mate van zwarting
  2. aanwezigheid vd ligamentspleet
  3. aanwezigheid vd lamina dura
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

definieer lamina dura

A

Dunne, met voedingskanalen doorzeefde corticale botplaat rondom het element. Projectie vd lamina cribrosa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voortschrijding AP

A

perioden van actieve afbraak, gevolgd door perioden v rust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

op welke manier wordt de prevalentie van AP onderschat betreft epidemiologisch onderzoek?

A

omdat er zelden op alle elementen op 6 plaatsen wordt gemeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe vormt een pathologische pocket zich?

A
  • door ontstekingsreactie ontstaan er veranderingen in het bindweefsel die voor apicale migratie vh aanhechtingsniveau zorgen:
  • om weer het aanhechtingsepitheel weer in contact te laten komen met het bindweefsel, migreert het epitheel naar apicaal. (zwelling vd gingiva + aanhechtingsepitheel hecht nu op wortelcement)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is in normale omstandigheden de afstand tussen de bodem v een pocket en het alveolair bot?

A

0.5mm-2mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

pathogenese van AP

A
  • aanhechtingsepitheel= barriere tegen bacterien
  • aanhechtingsepitheel= permeabel.
  • gevolg: talloze antigenen dringen parodontale weefsels binnen
  • resultaat = chronische ontsteking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gevolg v een verstoring in het evenwicht tussen botvorming en afbraak

A

botafbraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

rol cytokinen

A

osteoclasten stimuleren en activeren: indirecte botresorptie

17
Q

subgingivale microbiologie AP (6)

A
  • gramnegatieve anaerobe staafjes en spirochten
    1. pg, aa, pi
    2. tannerella forsynthia
    3. peptostreptoccocus micros
    4. fusobacterium nucleatum
18
Q

wat is een belangrijk aspect in de etiologie van (A)P

A

het vermogen vd gastheer om de met parodontitis geassocieerde bacteriën op te ruimen

19
Q

functie vd T-cellen

A

betrokken bij alle regulerende processen om een optimale balans in de homeostase in stand te houden. (AP–>Th2-respons:stimuleert vormin antistoffen )

20
Q

verband tussen roken en afweer

A

roken veroorzaakt een verminderde transmigratie door de bloedvatwand (vasoconstrictie). gevolg: verminderde functie PMN’s en fagocytose. (stress idemdito)

21
Q

behandeling AP

A
  1. mh goed
  2. optimale nazorg
  3. prof. behandeling
22
Q

wat is het resultaat v initiele behandeling

A
  • pocketdieptereductie (winst aanhechtinsniveau+ recessie vd gingiva/zwelling) (+-1,5mm)